— Breng er eentje naar het weeshuis. We kunnen er geen drie aan, – zei hij onverschillig, terwijl hij de kinderen nauwelijks aankeek.

— Jullie zijn van mij. Mijn drie. Wat er ook gebeurt, ik geef jullie aan niemand af.

Angst en stilte
Anna kende Michail. Ze kende zijn voorzichtigheid, zijn berekening, zijn angst voor het onbekende. Ze was bang voor zijn reactie. Daarom besloot ze te wachten. Tot het te laat zou zijn om nog iets te veranderen.

Maar de tijd ging door. Haar buik groeide snel — te snel. Mensen begonnen het op te merken. Anna hield zich sterk, maar steeds vaker werd ze bevangen door angst. Michail merkte nog steeds niets. Hij kwam laat thuis, wimpelde gesprekken af en zei alleen maar:

— Ik ben moe. Morgen praten we.

Maar “morgen” kwam nooit.

Op een avond vond ze de moed. Ze ging naast hem zitten, schonk hem soep in en zei:

— Misha… ik was bij de echo.

Hij keek niet eens op van zijn telefoon.

— En? Alles goed?

Ze verzamelde haar kracht.

— We krijgen niet één kind.

— Een tweeling?

— Een drieling. Twee jongens en een meisje.

Hij keek op. Staarde alsof hij het niet begreep. Toen stond hij op, pakte zijn sleutels:

— Ik heb een afspraak. We praten later.