Een zwarte Mercedes stopte. Een man stapte uit: lang, zelfverzekerd en met een rijkdom die geen verdere toelichting behoefde. Zijn gezicht was echter allesbehalve sereen.
“Martina!” riep hij.
Het kleine meisje rende naar hem toe. “Papa! Ze heeft me gered!”
De man knielde neer en klemde zijn dochter stevig vast, alsof ze elk moment kon verdwijnen. Pas nadat hij haar meerdere keren had gecontroleerd, wendde hij zich tot Marina, die door een vreemdeling overeind werd geholpen.
‘Heb jij dit gedaan?’ vroeg hij zachtjes.
Marina knikte en veegde het vuil van haar gescheurde mouw. “Ik zag de auto. Ik ben gewoon… weggerend.”
Hij stak zijn hand uit. “Rodrigo Mendoza.”
De naam zorgde voor een sensatie. Iedereen kende hem.
Ze pakte zijn hand vast en besefte plotseling hoe pijnlijk haar handpalmen waren. “Marina Castillo.”
Voordat er nog een woord gezegd kon worden, klonk er een doordringende stem door de lucht.
“Wat is hier aan de hand?”
Meneer Herrera, de hotelmanager, baande zich een weg door de menigte, zijn gezicht gespannen van irritatie, niet van bezorgdheid. Zijn blik viel op Marina’s gescheurde uniform.
“Ongelooflijk!” riep hij uit. “Kijk eens naar jezelf! Je maakt een scène in het openbaar. Je vertegenwoordigt dit hotel de hele tijd!”
Marina opende haar mond. “Meneer, ik…”
Hij duwde haar met een handgebaar weg. “Dat is onacceptabel.”
Rodrigo Mendoza stapte naar voren, zijn stem kalm en koel.
“Deze vrouw heeft zojuist het leven van mijn dochter gered.”
Herrera grinnikte. “En wie bent u?”
‘Ik ben Rodrigo Mendoza,’ antwoordde hij kalm. ‘En zij is een heldin.’
vervolg op de volgende pagina
