
De tijgerin bracht haar welpen naar de mensen, om hulp vragend, want ze kon zelf niet meer voor hen zorgen.
“Dan zullen ze onze biggetjes en kippen opeten,” zei de zoon.
“Dat klopt, zoon, daarom ga ik regelen dat ze in een reservaat geplaatst worden, want ze zijn al volwassen geworden. En ik wil ze niet in gevangenschap houden,” antwoordde de vader.
Kolja speelde altijd met de welpen, en zodra ze hem zagen, renden ze achter hem aan, samen met de pups, en zagen hem als hun redder. De jongen gaf ze lekkernijen, stukjes vlees. Ze aten die met plezier op en vroegen om meer. De welpen leefden ongeveer twee jaar bij ons en werden gracieuze, mooie jonge tijgers.
Kolja wilde ze niet loslaten; hij was eraan gewend met hen om te gaan, maar hij begreep dat ze vrijheid nodig hadden en dat het tijd was afscheid te nemen. Kort daarna kwam er een auto van de dierentuin aanrijden met een kooi, waarin de jonge tijgers voorzichtig werden geplaatst en naar hun vrijheid werden gebracht. Daar begon een nieuw leven voor hen in meer natuurlijke omstandigheden.

Voor Kolja was het afscheid van de welpen niet makkelijk. Hij had veel tijd met hen doorgebracht, voor hen gezorgd en met ze gespeeld, en ze waren bijna familie voor hem geworden. Maar hij wist dat het de juiste beslissing was.
De welpen pasten zich snel aan hun nieuwe omgeving in de dierentuin aan. Ze bleven groeien en zich ontwikkelen, en werden steeds majestueuzer en sterker. Bezoekers van de dierentuin keken vol bewondering naar hen, zonder te vermoeden wat voor bijzondere opvoedingsgeschiedenis ze hadden.
Kolja dacht vaak terug aan zijn pluizige vrienden en was trots op de tijd die hij met hen had doorgebracht. Deze ervaring bleef voor altijd in zijn hart, als een herinnering dat vriendelijkheid en zorg grenzen tussen soorten kunnen overstijgen en ongelooflijke verbindingen kunnen creëren.