De ontmaskering.
Toen ik Claudia ermee confronteerde, verdween alle zoetheid uit haar stem, alsof ze geen masker meer nodig had.
“Ze waren makkelijk te manipuleren,” zei ze koud. “Sentimenteel. Laf. Geef mij de schuld niet van hun domheid.”
Toen hing ze op.
Maar de politie hing niet op.
Hun onderzoek bracht offshore-rekeningen, gekochte identiteiten en een netwerk van oudere slachtoffers aan het licht. Claudia was niet zomaar een dief: ze was het brein achter een grensoverschrijdend fraude-imperium.
De media gaven haar de bijnaam “De Engel der Verwoesting”.
Een vrouw die je recht in de ogen kan kijken terwijl ze je van alles ontdoet.
De gerechtigheid heeft gezegevierd, maar de vrede niet.
Claudia zit nu achter de tralies.
Ook zijn medeplichtigen.
Mijn ouders hebben hun huis teruggekregen.
Ik heb het grootste deel van mijn geld teruggekregen.
Maar niemand van ons heeft zijn zelfvertrouwen teruggekregen.
Mijn moeder doet nu elk raam twee keer op slot.
Mijn vader neemt geen telefoontjes meer aan van onbekende nummers.
En ik, de man die zijn imperium bouwde op zijn vermogen om mensen te begrijpen, geloof niet langer in mijn intuïtie.
Toch zijn we aan het herstellen. Langzaam maar zeker.
Ik heb hun huis herbouwd. Ik heb ze onder mijn hoede genomen. Ik bleef maar zeggen dat het niet hun schuld was.
Maar één beeld achtervolgt me nog meer dan de misleiding, meer dan het verraad, meer dan de krantenkoppen:
Mijn moeder…
zittend in de regen…
De arm van mijn vader om haar heen…
in de overtuiging dat lijden…
