Elke 15 april — haar verjaardag, elke 8 maart, elk nieuw jaar — stuurde hij een brief en een bescheiden cadeau naar Moskou: warme, gebreide sokken, een pot huisgemaakte jam, een boek, een envelop met geld.
In zijn brieven vertelde hij over het leven in Jasnaja Poljana, over het café, over de mensen die hij had kunnen helpen, over zijn dromen.
„Masjenka, mijn lieve,” schreef hij in nette letters, „ik weet niet of je dit leest. Maar ik blijf schrijven. Ik hoop dat je ooit terugkomt. Je kamer wacht op je. Je boeken staan op de plank. En in de keuken staat altijd je favoriete thee met frambozenjam klaar. Je kunt altijd thuis komen.”
De nachten waren zwaar. Hij woonde in een klein appartement boven het restaurant, en na sluiting drukte de stilte op hem als een zware last.
Zijn rug deed pijn van de lange uren bij het fornuis, zijn handen waren moe van pannen en zware ingrediënten, en zijn hart van eenzaamheid en onuitgesproken woorden.
In de moeilijkste momenten pakte hij zijn oude gitaar — het enige wat van zijn vader was overgebleven — en speelde zachtjes.
„En ik rij, voorbij de mist, voorbij de dromen en de geur van de taiga…” — zijn stem klonk in de leegte, vermengd met het gehuil van de wind buiten het raam.
Toch verloor hij de hoop niet. Die was zijn steun.
Elke ochtend werd hij wakker met de gedachte: „Misschien belt ze vandaag?”
Elke dag wachtte hij op een wonder, terwijl hij zijn eigen kleine wonderen voor anderen bleef doen.
In 2018 kreeg het „Belov-centrum” een regionale prijs voor zijn bijdrage aan sociaal ondernemerschap.
In 2020, tijdens de pandemie, toen ouderen niet naar buiten konden, organiseerde Nikolaj gratis bezorging van voedsel en levensmiddelen.
En in 2022 opende hij een klein hospice — een warme plek voor mensen die nog maar kort te leven hadden.
„Nikolaj Ivanovitsj,” vroeg de hoofdarts van het streekziekenhuis, Andrej Viktorovitsj, „u bent toch geen arts. Hoe gaat u voor hen zorgen?”
„Andrej Viktorovitsj,” antwoordde hij, „heb je een dokter nodig om iemands hand vast te houden als hij afscheid neemt? Het belangrijkste is er zijn. Met liefde. Met geduld.”
