De man fronste toen hij de versleten kleren onder zijn jas vandaan zag komen. Een ironische blik flitste in zijn ogen.
“Adrián? Adrián García? Mevrouw, deze man heeft me dit huis drie jaar geleden verkocht, vlak nadat hij zijn straf had uitgezeten. Nu is het van mij.”
De wereld stortte niet in, hij bevroor. De woorden – drie jaar, verkocht na het uitzitten van zijn straf – troffen haar hart als spijkers. Ze herinnerde zich het verleden: haar partner Andrés, die hun zoon in een louche illegale houtkap had gesleurd. Ze werden betrapt. En zij, de moeder, kreeg alle schuld. De rechtbank hechtte meer waarde aan een zieke, oude vrouw dan aan een sterke jongeman. Ze zat vijf jaar voor hem uit. En hij… verkocht zijn huis. Zijn kracht. Zijn geheugen.
Verdwaasd reed ze achteruit de parkeerplaats op. Ze plofte neer op het koude bankje, terwijl stille tranen over haar wangen stroomden. Ze snikte niet, ze huilde gewoon en depte haar gezicht met de punt van een oude zakdoek.
“Adrian… mijn zoon… Waar ben je? Leef je nog? Mijn hart zegt me dat je door een ongeluk getroffen bent…” fluisterde ze eenzaam.
Isabel wankelde, maar de vreemdeling ondersteunde haar zachtjes en voorkwam dat ze viel. Ze besefte meteen: de zoon voor wie ze haar vrijheid had opgeofferd, had haar verraden. En het ergste van alles: niemand wist waar hij nu was. Leefde hij nog? Of was hem al een ongeluk overkomen?
De man zuchtte, haalde een visitekaartje tevoorschijn en reikte het hem energiek aan.
“Mijn naam is Victor Morales. Ik was de advocaat in een aantal van uw zaken. Als u echt de waarheid wilt weten, kom dan naar mij. Maar wees voorbereid: wat u nu te horen krijgt, zal niet gemakkelijk te verdragen zijn.”
Isabel klemde de kaart met trillende handen vast. Voor het eerst in jaren ontstak er een vonk in haar: dit was niet het einde van de weg. Er was nog steeds een pad naar de waarheid.
De nacht duurde eindeloos voort.
Haar gedachten raasden, beelden uit het verleden kwamen weer boven: de jongen met de rode wangen die had gezegd: “Mam, ik zal altijd voor je zorgen”, en toen de jongeman die de meest duistere sluiproute had genomen. Ze droeg het schuldgevoel met zich mee, maar nu begreep ze het: de zonde was nooit verdwenen, ze was alleen uitgesteld. En de straf had haar al ingehaald.
De volgende ochtend liep Isabel met langzame maar vastberaden stappen de stad in, naar haar advocatenkantoor. De straten leken haar vreemd, de mensen haastten zich, maar er ontbrandde een nieuwe kracht in haar hart.
Víctor Morales begroette haar respectvol. Een groot dossier lag op haar bureau. Ze opende het en de eerste paar pagina’s waren adembenemend: vervalste contracten, enorme schulden, meldingen van vermiste personen, de naam van haar zoon die in verband werd gebracht met gevaarlijke individuen.
Isabella legde haar hand op haar borst. Er was geen ruimte meer voor illusies. De zoon voor wie…
Ze had haar vrijheid opgeofferd en een pad gekozen zonder terugkeer. En toch… voelde ze dat de strijd nog niet voorbij was.
Want diep in haar hart fluisterde een stem: “Zelfs als haar zoon valt, is het de plicht van een moeder om de waarheid hoog te houden.”
