De eerste grote blunder:
De eerste keer dat ik mijn vakantieblunder niet kon verklaren, gebeurde in mijn eerste jaar van de universiteit. Ik had mijn treinkaartje gekocht om met kerst naar huis te gaan, de data in mijn agenda genoteerd en mijn kamergenoot verteld dat ik twee weken weg zou zijn.
Drie dagen voor mijn geplande vertrek belde mijn vader. “Plan gewijzigd, Faith. We gaan met z’n allen naar Palm Beach voor de feestdagen – een spontane vakantie. De vliegtickets zijn te duur om er op het laatste moment nog een bij te boeken. Je begrijpt het wel, toch?”
Ik begreep het. Ik bracht Kerstmis door in een verlaten studentenhuis, at instantnoedels en keek oude films op mijn laptop, terwijl ik mezelf voorhield dat alles goed was, dat ik onafhankelijk was, dat dit was waar opgroeien om draaide.
In januari ging ik op bezoek bij mijn oma Ruth in haar appartement. Op haar koelkast hing, met een magneet in de vorm van een kardinaal, onze kerstkaart: mijn ouders en Julian, stralend in hun bijpassende rode truien, staand in onze woonkamer voor de kerstboom. Gedateerd 24 december.
Ze waren niet naar Palm Beach gegaan. Ze waren thuisgebleven. Ze wilden me gewoon niet hebben.
Ik staarde lange tijd naar die kaart en voelde iets in me vastlopen – een deur die zachtjes, maar definitief, dichtging.
vervolg op de volgende pagina
