Het dienstmeisje had stiekem een ​​pot goedkope rijst geel geverfd en het ‘gouden rijst’ genoemd, zodat de vier jongetjes zich prinsjes zouden voelen… Maar toen de miljardair eerder dan verwacht thuiskwam en het zag, verstijfde hij van schrik, want de jongens leken sprekend op hem, en deze ‘gouden rijst’ was het geheim dat hen in leven hield.

“Bent u mijn vader?”

“JA. HET ZIJN UW KINDEREN.”

Elena’s gezicht vertrok in tranen. Ze knikte langzaam.

‘Ja, meneer,’ mompelde ze. ‘Het zijn uw kinderen… alle vier.’

Alejandro deinsde achteruit; zijn ontkenning maakte plaats voor woede en verdriet.

‘Dat is onmogelijk,’ stamelde hij. ‘Ik heb ze begraven. Ik heb overlijdensakten. Ik heb graven.’

Elena’s stem trilde: “Ik zeg je de waarheid.”

Vervolgens haalde ze een versleten medaillon onder haar uniform vandaan.

“Als je me niet gelooft… geloof dan dit.”

Alejandro herkende het meteen: het was van Lucía. Een uniek stuk uit Italië. Binnenin een kleine foto van hem en Lucía, lachend. Aan de andere kant gegraveerd:

“Voor mijn vier wonderen.”

Alejandro’s benen begaven het. Hij zakte in zijn dure pak op zijn knieën en staarde naar de jongens alsof hij het leven zag herrijzen uit een plek die hij zelf had begraven.

vervolg op de volgende pagina