Ze nam na drie keer overgaan op. “Hallo,” zei ze. “Ben je daar?”
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ik.
Ik probeerde kalm te blijven. Ik denk niet dat dat gelukt is.
Er viel een stilte. “Wat bedoel je?”
Ze slaakte een zucht van ergernis.
‘Het huis is een puinhoop,’ zei ik. ‘Er liggen overal bierflesjes. Overal ligt afval. De kinderkamers zijn een puinhoop. Max’ lamp is kapot.’
Ze slaakte een zucht van ergernis.
“Ik heb kerst gevierd,” zei ze. “Je zei dat ik mocht blijven.”
‘Je had beloofd dat het alleen jij zou zijn,’ zei ik. ‘Geen feest. Geen gasten.’
Ze glimlachte zwakjes.
