Op dat moment voelde ik iets in mij samenvallen. Later hoorde ik dat hij Elias heet. Stil vroeg hij om een plekje waar het warm was voor het katje, en wat melk.
Zonder aarzeling nodigde ik hen uit bij mij thuis. Die nacht, terwijl Spark — zoals hij het kleintje noemde — zich op een deken had opgerold, begon Elias te vertellen.
Hij vond haar precies op het moment dat het dak boven hem instortte. Dat kleine leven werd zijn anker, het punt waarvandaan hij weer kon beginnen.

In de daaropvolgende dagen deelde hij steeds vaker herinneringen. De pijn van het verlies van Klara, zijn vrouw die een paar jaar eerder was overleden, klonk nog in zijn stem, maar met elk verhaal werd die zachter.
Op een dag kwam er een jonge vrouw met een bezorgd gezicht het huis binnen — zijn kleindochter Lena, die was gekomen nadat ze van de brand had gehoord. Ze omhelsden elkaar stevig, alsof ze probeerden te herstellen wat het vuur had verwoest.
Lena bleef bij hem wonen. Het huis vulde zich weer met licht, gelach klonk door de kamers, en nieuwe foto’s sierden de muren. Ze begonnen opnieuw — maar nu samen.
Toen ik een paar maanden later bij hen op bezoek kwam, rook het naar versgebakken taart, en lag Spark lui op de vensterbank, terwijl ze naar de vallende sneeuwvlokken keek.

Elias gaf me een fotolijstje — daarop stonden hij, Lena en het rode katje.
— Ik dacht dat ik alles kwijt was… — zei hij terwijl hij me recht in de ogen keek. — Maar eigenlijk heb ik meer gevonden dan ik ooit had kunnen denken. Hoop — die is er altijd. Soms verstopt, maar nooit weg.
Het verhaal van Elias blijft voor altijd in mijn hart. Het herinnert me eraan: verliezen zijn onvermijdelijk, maar echte kracht zit in het vermogen om door te gaan, zelfs als het lijkt alsof er nergens meer heen te gaan is. Er is altijd iets waarvoor het de moeite waard is om te leven.
