“Ik geef je 100 miljoen als het je lukt de kluis open te krijgen,” lachte de miljardair – totdat de blotevoetenzoon van de schoonmaakster een reactie gaf die de kamer in stilte hulde.

‘Vertel het me,’ drong Arthur aan. ‘Wat betekent zo’n bedrag voor jou?’

De jongen aarzelde even en sprak toen zachtjes.

“Dat is meer geld dan mijn moeder en ik waarschijnlijk ooit zullen zien.”

Arthur applaudisseerde.

“Precies. Dat is het verschil tussen mensen zoals ik en mensen zoals jij.”

Iemand lachte opnieuw, maar dit keer klonk het gelach minder hard.

De jongen hief zijn hoofd op.

“Waarom zou je het voorstellen als je weet dat je het niet hoeft te doen?”

Arthur fronste zijn wenkbrauwen.

“Wat zei je?”

‘Als de kluis onmogelijk open te krijgen is,’ vervolgde de jongen kalm, ‘dan is er geen risico. Dus het is geen serieus voorstel. Het is gewoon een manier om ons voor de gek te houden.’

Er viel meteen een stilte.

Gênant.

Pater
Arthur sloeg zijn armen over elkaar tijdens het geven van een les.

“Pas op, jonge.”

De jongen bewoog zich niet.

‘Mijn vader ontwierp beveiligingssystemen,’ zei hij. ‘Hij zei altijd dat kluizen niet alleen om metaal draaien. Het gaat erom hoe mensen denken.’

Arthurs kaak spande zich aan.

“Je vader?”

“Hij is overleden.”

Het woord kwam aan als een harde klap.

De vrouw slaakte een onderdrukte snik.

De jongen vervolgde.

vervolg op de volgende pagina