Ik ging even ontspannen in mijn strandhuis en trof daar mijn schoondochter aan met haar hele gezin. Ze keek me minachtend aan en zei: “Wat doet die oude parasiet hier? Er is geen plaats voor jou!”

“We zijn al goed gesetteld.”

Toen zei Vanessa iets dat me diep raakte:

“Eerlijk gezegd, wat doet deze oude parasiet hier? Er is geen plaats voor jou. Ga weg.”

Zijn hele familie keek me aan, niet met medelijden, maar met ergernis, alsof ik een indringer in hun eigen huis was.

Mijn zoon, Miguel, was op zakenreis en had geen flauw benul van wat er gaande was.

Ik had kunnen schreeuwen. Ik had kunnen eisen dat ze vertrokken.

Maar ik heb het niet gedaan.

Ik glimlachte. Een langzame, kalme, onrustbarende glimlach.

‘Prima,’ zei ik zachtjes. ‘Als dat is wat je wilt.’

Ik draaide me om, verliet het huis en sloot de deur achter me.

Vanessa had geen flauw benul dat wat ik op het punt stond te doen – zonder mijn stem te verheffen of haar te beledigen – haar vakantie… en haar leven… in een ware nachtmerrie zou veranderen…

Zodra ik naar buiten stapte, pakte ik mijn telefoon. Ik was niet woedend, ik was vastberaden. Dit huis was wettelijk van mij. Van mij alleen. En als ze me als een vreemde op mijn eigen terrein wilde behandelen, zou de wet haar wel even met beide benen op de grond zetten.

Ik belde mijn advocaat, die al jaren mijn vermogen beheerde.

‘Ik moet de uitzettingsprocedure in gang zetten,’ zei ik kalm tegen hem.

Er viel een korte stilte.

“Begrepen.”

vervolg op de volgende pagina