‘Je hebt het juiste gedaan,’ zei hij na een moment. ‘Ook al had ik je spullen nooit nodig, ik had jou altijd nodig.’
Dat is wat ik nu met me meedraag.
Als ik terugdenk aan die ijskoude ochtend, het gehuil in het donker, en hoe hij zich tegen me aan nestelde alsof ik de enige warmtebron ter wereld was, kan ik me niet herinneren dat ik een leven heb gered.
“Ook al had ik jouw spullen nooit nodig, ik had jou altijd nodig.”
Ik herinner me dat ik er een gevonden heb.
En ik gaf hem alles wat ik had, net zoals hij mij het enige gaf waarvan ik dacht dat ik het voorgoed kwijt was:
Een reden om je geliefd te voelen. Een reden om te blijven. En een reden om ertoe te doen.
En ik gaf hem alles wat ik had.
