Zo begon het werk. Mijn zoon Szymek kwam alleen uit school en warmde zelf zijn lunch op. Ik maakte me zorgen om hem. Zijn vader had ons verlaten, alles rustte op mijn schouders. De alimentatie was een schijntje. Deze baan redde me. Soms nam ik iets voor Szymek mee – hij at dingen die hij nog nooit had geproefd.
Ik was toegewijd. Lenka hechtte zich aan mij – en ik aan haar. Het deed pijn om te vertrekken. Ze huilde altijd als haar moeder haar overnam. Waarom? Voelde ze geen liefde? Geen nabijheid? Of was ze jaloers, omdat het meisje mij liever had…
Tot op een winterdag iets gebeurde wat ik nooit zal vergeten.
We waren gaan wandelen, daarna voedde ik haar en ze sliep. Het was al na twee uur, maar niemand kwam.
Mijn zoon belde: hij was zijn sleutel kwijt.
– Mama, kom snel, ik kan het huis niet in.
– Wacht even, lieverd. De baby slaapt, ik kan haar niet alleen laten. Ik kom zo snel mogelijk.
Een uur later belde hij weer, bijna huilend.
Ik keek rond – alles was stil. Niemand liet iets weten.
Uiteindelijk besloot ik: ik kleedde Lenka warm aan, wikkelde haar goed in en legde haar in de kinderwagen. De beveiliger zei niets.
Ik deed mijn zoon de deur open. Hij keek verbaasd:
– Mama, wie is dat? Blijft ze bij ons?
– Nee, schat… ze heeft haar eigen mama en papa. Ik heb haar alleen even meegenomen. Eet maar wat, ik breng haar zo terug.

Toen ging de bel. De beveiliger, buiten adem:
– Ben je gek geworden? Mevrouw heeft de politie gebeld! Ze zei dat je het kind hebt ontvoerd! Breng haar NU terug!
We gingen terug. Er was al een agent die alles noteerde. Ik legde uit: dat niemand kwam, dat het kind lag te wachten… dat mijn zoon in de kou stond. Uiteindelijk kalmeerde iedereen. Er werd geen aanklacht ingediend.
De vrouw keek me kil aan en gaf me een envelop:
– We zullen uw diensten niet langer nodig hebben.
Lenka huilde in haar armen…
Ik keek nog één keer naar haar. Ik zocht geen nieuwe baan meer. Ik rustte uit. Besteedde tijd aan Szymek.
Maar mijn hart… dat doet nog steeds soms pijn.
