Je bent hier helemaal niemand zolang mama aan deze tafel zit! — snauwde hij. Een uur later stond hij zijn spullen in te pakken.

— Er valt niets te bespreken. Ik vraag een scheiding aan. Morgen al. En jij vertrekt vandaag.

 

— Jana!

— Vandaag, Dmitri. Anders bel ik de politie.

Haar man keek haar in de ogen. Hij zag daar zoveel vastberadenheid, zo’n ijzige woede, dat hij begreep: praten had geen zin. Het was voorbij.

Dmitri liep naar de slaapkamer. Pakte een tas. Begon zijn spullen in te pakken. Jana stond in de deuropening en keek toe.

— Jana, denk nou na. Drie jaar samen. Ga je echt alles kapotmaken door één conflict?

— Niet door één. Door drie jaar vernederingen. Omdat jij niet één keer aan mijn kant hebt gestaan. Omdat jij me zelfs niet als de baas in mijn eigen huis ziet.

— Zo bedoelde ik het niet…

— Dat bedoelde je wel. Jij zei dat ik hier niemand ben zolang je moeder aan tafel zit. Dan is het dus zo.

Dmitri pakte zijn tas op. Hij bleef bij de deur staan.

— Je krijgt spijt, Jana.

— Misschien. Maar niet zoveel spijt als ik zou krijgen als ik blijf.

Hij ging weg. Jana deed de deur dicht. Leunde ertegenaan en sloot haar ogen.

De gasten waren allang vertrokken. Alleen haar vriendinnen — Lena en Katja — waren gebleven. Ze zaten in de keuken, niet wetend wat ze moesten zeggen.

— Janotsjka, gaat het met je? — vroeg Lena zacht.

Jana knikte.

— Nu wel.

De volgende ochtend belde Jana een vakman. Ze liet alle sloten van de voordeur vervangen. De oude sleutels gooide ze weg. De nieuwe verstopte ze. Diezelfde dag diende ze de scheidingspapieren in.

Dmitri probeerde te bellen. Jana nam niet op. Daarna kwamen er berichten — lang, vol excuses en beloftes. Jana verwijderde ze zonder te lezen.

Valentina Petrovna kwam een week later. Ze belde aan. Jana keek door het kijkgaatje. Ze deed niet open.

— Janotsjka, doe open! We moeten praten!

Jana zweeg.

— Janotsjka, kom nou! Dimotsjka maakt zich zorgen! Hij houdt van je!

Stilte.

— Doe open, ik weet dat je thuis bent!

Jana draaide zich om en liep dieper het appartement in. Ze zette haar koptelefoon op en deed muziek aan. Valentina Petrovna bleef een halfuur bij de deur staan en ging toen weg.

Daarna kwam ze niet meer.

De rechtszaak verliep snel. Dmitri verscheen, nors en afgevallen. Hij probeerde tegen te sputteren, mompelde iets over samenleven en een gezamenlijk huishouden. Maar juridisch was alles waterdicht. Het appartement was door Jana vóór het huwelijk gekocht, er waren geen gezamenlijke spaartegoeden.

De rechter deed uitspraak. Het huwelijk was ontbonden.

Jana liep het gerechtsgebouw uit en haalde diep adem. Vrij. Eindelijk vrij.

Er gingen drie maanden voorbij. Jana pakte haar gewone leven weer op. Ze ging naar haar werk, sprak af met vriendinnen. ’s Avonds zat ze thuis met een boek en thee. Stilte. Niemand stormde nog onaangekondigd binnen. Niemand bekritiseerde haar, commandeerde haar of vertelde haar hoe ze moest leven.

Het appartement werd weer haar toevluchtsoord. Knus, stil, rustig.

Jana zette de meubels neer zoals zíj het mooi vond. Ze hing nieuwe gordijnen op — fel, met een patroon. Ze kocht kamerplanten en zette ze op de vensterbanken. Alles op haar manier, zonder bemoeizucht.

Op een avond kwam er een bericht van Dmitri. Jana zag zijn naam op het scherm en aarzelde. Toen opende ze het.

‘Jana, het spijt me. Ik heb begrepen dat ik fout zat. Mama ging inderdaad te ver. Ik had je niet zo mogen behandelen. Zullen we het opnieuw proberen?’

Jana las het.

Ze typte terug: ‘Nee. Jij hebt toen, aan die tafel, een keuze gemaakt. Leef ermee.’

Ze verstuurde het en blokkeerde zijn nummer.

Een half jaar later ontmoette Jana iemand anders. Ze raakten aan de praat in een boekwinkel — ze grepen allebei naar hetzelfde boek. Ze lachten, raakten in gesprek en wisselden nummers uit.

Hij heette Maksim. Hij werkte als architect. Hij woonde in een huurwoning en spaarde voor iets van zichzelf. Maksims moeder woonde in een andere stad; ze zagen elkaar zelden, maar wel warm en goed.

Jana had geen haast. Ze spraken af, praatten, leerden elkaar kennen. Maksim drong niet aan; hij respecteerde haar ruimte.

 

Twee jaar later deed Maksim haar een aanzoek. Jana zei ja, maar stelde één voorwaarde: ze zouden in haar appartement wonen, en geen enkele familielid kreeg een sleutel zonder haar toestemming. Maksim knikte begrijpend.

— Jouw appartement — jouw regels. Dat is eerlijk.

Jana glimlachte. Voor het eerst in lange tijd voelde ze dat ze de juiste keuze maakte.

Ze trouwden rustig, zonder groot feest. Ze tekenden, vierden het in kleine kring met vrienden. Maksim trok bij Jana in en nam alleen zijn persoonlijke spullen mee.

Ze leefden kalm. Ze respecteerden elkaars grenzen. Ze regelden het huishouden samen. Maksim kookte, maakte schoon, hielp in huis. Hij commandeerde niet, hij leerde haar niets, hij bekritiseerde haar niet.

Maksims moeder kwam eens per half jaar langs en bleef een week. Jana ontving haar zonder spanning — de vrouw was tactvol en bemoeide zich niet met het leven van een ander.

Jana voelde zich eindelijk thuis. In haar eigen appartement, met haar eigen mens. Zonder druk, zonder vernederingen, zonder andermans regels.

Soms dacht Jana terug aan die drie jaar met Dmitri. Hoe ze alles had geslikt, bang was geweest het gezin kapot te maken, had gehoopt dat het beter zou worden. Hoeveel tijd ze had verloren.

Maar nu was alles anders. Nu wist Jana zeker dat ze niemand meer haar grenzen zou laten overschrijden. Dit was haar huis, haar ruimte, haar leven. En alleen zij beslist wie hier binnenkomt — en wie niet.

Jana zat op de bank met een boek. Maksim maakte ontbijt in de keuken en neuriede zachtjes.

Een nieuw leven. Een goed leven. Het leven dat Jana verdiende.