«Jij bent hier niemand!» zei mijn moeder. Maar toen ik in mijn huis van vijftien miljoen trok, stormden ze binnen met eisen

Ik zweeg even.

— Nee. Weet je wat ze al die jaren deden? Tante vertelde dat mama en papa tegen de hele familie herhaalden dat ik aan de drank was geraakt, diep in de schulden zat, ergens verdwenen was. Ze wilden dat ik ongelukkig was. Om hun gelijk te bewijzen. En toen ze zagen dat ik erbovenop was gekomen, werden ze woedend. Omdat ik bewezen had: ik heb ze niet nodig.

— Je hebt de juiste keuze gemaakt, — hij kuste me op mijn kruin.

Ik knikte en sloot mijn ogen. In huis rook het naar bloemen en geluk. Mijn geluk.

Later liet tante Jelena vallen dat mijn ouders bij Ilja zijn ingetrokken — ze hebben het appartement verkocht om de kredieten af te betalen. Ilja is kwaad, er is nooit genoeg geld. Maria is met haar studie gestopt en is met de eerste de beste getrouwd, alleen maar om te kunnen ontsnappen. Alles ging bergafwaarts precies op het moment dat ze besloten mijn leven binnen te vallen met eisen.

— Misschien moet je toch helpen? — vroeg tante voorzichtig. — Al is het maar een beetje?

Ik schudde mijn hoofd.

— Ze hebben geen hulp nodig. Ze hebben een slachtoffer nodig dat een leven lang betaalt omdat ze het lef had niet te gehoorzamen. Dat zal ik niet zijn.

Tante ging niet tegen me in.

Nu ben ik dertig. Ik heb mijn eigen bedrijf, een liefdevolle man, een huis waarin ik wakker word zonder onrust. Tante Jelena komt elke zondag lunchen. Neven en nichten helpen met verbouwingen; ik betaal eerlijk, we lachen samen aan tafel.

Dát is mijn familie. Niet die van bloed en verplichtingen, maar die mij gekozen heeft. En die ik gekozen heb.

Soms rijd ik langs de oude wijk en kijk ik naar de bekende ramen. Ik voel niets. Geen pijn, geen woede. Alleen een lege plek in mijn geheugen.

Ze wilden dat ik niemand zou zijn. Maar ik ben mezelf geworden. En dat is de beste wraak: gelukkig leven, zonder hen.

Jevgeni vroeg eens of ik niet bang ben dat ik er op latere leeftijd spijt van krijg. Ik antwoordde eerlijk: nee. Spijt kun je hebben van wat je níet hebt gedaan. Maar ik heb alles gedaan. Ik ben weggegaan, ik heb standgehouden, ik heb een leven opgebouwd. En ik heb de deur dichtgedaan voor degenen die zeven jaar geleden de deur voor mij dichtgooiden.

Alleen zij — met geschreeuw en vervloekingen. En ik — rustig, zonder overbodige woorden. Ik draaide de sleutel om en liep verder.

Ze noemden mij niemand. Maar niemand bleken zij te zijn — mensen zonder dankbaarheid, zonder respect, zonder het vermogen zich te verheugen in het succes van een ander. Ik ben geworden wie ik wilde zijn.

De deur is dicht. Voor altijd.