Beschuldigingen, beledigingen, geschreeuw — alles smolt samen tot één lelijke, onverstaanbare dreun. Ze kwamen dichterbij, probeerden haar te verpletteren met hun aantal, hun volume, hun brutaliteit. Maar Katja luisterde niet meer. Ze zag geen zin in dit gesprek. In stilte draaide ze zich om, liep langs hen heen de gang in en gooide de voordeur wijd open. Een koude tochtstroom van het trappenhuis sloeg de woning in. Toen draaide ze zich om en keek alleen naar Vitya, alsof de andere twee niet bestonden.
— Opzouten. Jullie alle drie…
