Binnen een uur zou Bradley Whitmore zelf smeken, niet om geld, maar om genade. Wesley Brooks rende niet weg. Hij schreeuwde niet. Hij bleef staan, precies zoals zijn grootmoeder Eleanor hem had geleerd. “Meneer, ik heb hier een rekening.” Zijn stem trilde, maar brak niet. “Mijn grootmoeder heeft hem voor me geopend. Ze is twee maanden geleden overleden. Ze heeft me dit nagelaten.”
Hij hield een bruine envelop omhoog. Daarin zaten de documenten, de bankpas en de brief die zijn grootmoeder hem had geschreven voordat ze stierf. Bradley Whitmore rolde nadrukkelijk met zijn ogen. “Je grootmoeder…” Hij keek naar de klanten die hem gadesloegen en een toneelstukje opvoerden. “Laat me raden. Ze heeft je ook een landhuis in de Hamptons en een privéjet nagelaten.” Er klonk opnieuw gelach.
De rijke klanten genoten van het schouwspel. Chelsea Morrison, de hoofdcaissière, boog zich over haar toonbank, haar lippen vertrokken van walging. “Meneer, moet ik de politie bellen? Deze jongen is duidelijk iets van plan.” Bradley wuifde met zijn hand. “Nog niet. Laten we eerst eens kijken wat voor oplichterij hij van plan is.” Hij griste de envelop uit Wesleys handen en trok er ruw de documenten uit.
Zijn blik gleed er met een nonchalante minachting overheen. Toen zag hij de creditcard: zwart, luxe, Platinum Reserve, het soort kaart dat is voorbehouden aan rijke klanten. Even flitste er een uitdrukking over Bradleys gezicht. Verwarring, misschien zelfs twijfel. Maar vooroordelen zijn krachtig. Ze kunnen je blind maken voor het voor de hand liggende. Bradley verdreef zijn twijfels.
vervolg op de volgende pagina
