Ik bleef roerloos onder het bed liggen terwijl voetstappen in de gang weerklonken. Verschillende kinderstemmen – drie, misschien wel vier. Mijn hart bonkte in mijn keel.
Lily zei zachtjes: “Ga in de woonkamer zitten. Ik ga even water halen.”
Een trillend “Dank u wel” was zijn antwoord. Er klonk niets kwaadaardigs in die stem; ze was vol verdriet.
Ik wilde naar buiten rennen, maar ik bleef verborgen. Ik moest het begrijpen.
Van beneden luisterde ik mee.
Een jongen fluisterde: “Mijn vader was vanmorgen nog steeds boos.”
Een meisje snoof. “Gisteren botste iemand tegen me aan. Ik viel bijna.”
Een ander fluisterde snikkend: “Ze hebben mijn dienblad weer afgepakt. Iedereen lachte.”
Mijn hart kromp ineen. Deze kinderen spijbelden niet voor de lol.
Ze zochten troost.
Toen klonk Lily’s stem, zacht en vermoeid:
“Je bent hier veilig. Mama werkt tot 5 uur en mevrouw Greene vertrekt rond het middaguur. Alles komt goed.”
De tranen sprongen me in de ogen. Mijn dochter droeg deze last helemaal alleen.
Een jongen vroeg zachtjes: “Lily… moet je het niet aan je moeder vertellen?”
Stilte.
vervolg op de volgende pagina
