Mijn handen trilden.
De school was hiervan op de hoogte.
En ze koos voor stilte.
Toen fluisterde Lily: “Als we samenblijven, komen we hier elke dag wel doorheen.”
Dat was de druppel die de emmer deed overlopen.
Ik kroop onder het bed vandaan, stond op en liep naar de trap. De treden kraakten.
De stemmen beneden zijn verstomd.
Ik sloeg de hoek om en zag ze: vier angstige kinderen die bij elkaar zaten. En Lily, uitgeput maar dapper, staarde me vol ongeloof aan.
‘Mam?’ fluisterde ze. ‘Het is niet wat je denkt…’
Met tranen in mijn ogen deed ik een stap naar voren.
“Ik heb alles gehoord.”
Lily zakte in mijn armen in elkaar.
“Ik wilde niet dat je je zorgen maakte,” snikte ze. “Ik wilde niet dat je deze strijd weer alleen zou voeren.”
Ik omhelsde haar stevig. “Je hoeft je nooit voor me te verbergen.”
De andere kinderen bleven stil, uit angst dat ze in de problemen zouden komen.
‘Je bent veilig,’ zei ik zachtjes. ‘Ga alsjeblieft zitten.’
Een voor een vertelden ze hun verhaal: de spot, de uitsluiting.
