Het appartement is van haar, haar zoon is gevoed, en de man…
Een man die zijn kinderen het brood ontneemt voor de grillen van zijn zus, moet te voet gaan — door de modder, in kapotte sokken.
“Zal hij vergeven?” dacht Alla. “Nee. Wraak nemen? Misschien.”
— Jij bent een heks, Alla.
— Ik ben een vrouw, Pasja. Of beter: wás een vrouw.
Ze ging de kamer in en deed de deur stevig dicht.
Is ze gelukkig? Nee.
Maar ze heeft een dak boven haar hoofd.
En Pasja heeft soep van ruggen en een rijke levenservaring. Laat hem maar kauwen.
En nu jullie beurt.
Meiden, eerlijk: wie had ook jeuk in de handen om dit te doen? Wie heeft de “speeltjes” van haar man verkocht (hengels, consoles, velgen) om gaten in het gezinsbudget te dichten — gaten die hij zelf had geslagen? Of hebben jullie het verdragen en soep van een bijl gekookt terwijl hij zijn familie sponsorde?
