Ik was geschokt. Maar in plaats van hem aan te pakken, zweeg ik. Ik wilde zien hoe ver zijn leugens zouden reiken als hij terugkwam.
Die vijftien dagen sleepten zich eindeloos voort. Overdag probeerde ik voor mijn dochter te zorgen; ‘s nachts verdroeg ik een kwelling die door mijn borst sneed. Meerdere keren vroeg ze: « Mama, waarom is papa zo lang weg voor zaken? » en dan rolden de tranen over mijn wangen.
Toen hij terugkwam, had hij een brede glimlach op zijn gezicht, een gebruinde huid en zijn armen vol cadeaus. Hij veinsde zelfs genegenheid: « Ik heb je vreselijk gemist, zo vreselijk. » Ik zei niets, mijn hart verhardde. Toen hij ging zitten, keek ik hem recht in de ogen en vroeg:
Weet je aan welke ziekte ze lijdt?
Die vraag kwam hard aan. Hij verstijfde onmiddellijk, zijn gezicht betrok.
—Wat… wat zeg je nou?
