Het meisje dat kilometers ver reisde met een kruiwagen
1. De lichten van het ziekenhuis
De spoedeisende hulp van het St. Mary’s County Hospital had al wel wat chaos meegemaakt, maar zoiets als dit nog nooit.
Die ochtend, toen de automatische deuren plotseling opengingen, verstijfde de triageverpleegkundige. Een klein meisje – hooguit zeven jaar oud – duwde een roestige kruiwagen door de deuropening. Binnenin, gewikkeld in een dunne deken, lagen twee pasgeboren baby’s, bleek maar ademend.
Het haar van het kleine meisje plakte aan haar voorhoofd, haar kleren waren gescheurd en haar stem trilde als ze sprak.
“Alstublieft… mijn moeder slaapt al drie dagen. Ik heb hulp nodig.”
Een moment van stilte viel over de kamer. Toen gebeurde alles in een oogwenk. De artsen stormden naar binnen, de verpleegkundigen droegen de baby’s naar buiten en een brancard verscheen als bij toverslag. De beentjes van het kleine meisje begaven het en ze viel flauw op de tegelvloer.
Toen ze uren later wakker werd, deed het felle witte licht pijn aan haar ogen.
Een zachte stem naast haar zei: “Hallo lieverd. Je bent nu veilig.”
Het was verpleegster Helen Brooks, een vrouw met zilvergrijs haar en een vriendelijke blik.
Het meisje knipperde scherp met haar ogen en ging te abrupt rechtop zitten. “Waar zijn mijn broers? Waar zijn Micah en Emma?”
‘Ze zijn hier, Lily,’ zei Helen, wijzend naar twee kleine wiegjes naast haar bed. ‘Ze zijn veilig. De dokters zorgen heel goed voor ze.’
Het jonge meisje slaakte een zucht – een trillend geluid, half snik, half opluchting.
“Je hebt ze net op tijd binnengebracht,” voegde Helen eraan toe. “Je hebt ze gered.”
