Claudia klemde de envelop vast alsof ze hem wilde verbranden. Haar hand trilde, ondanks haar pogingen om het te verbergen. Het beschermende masker dat ze gewoonlijk droeg, vertoonde langzaam maar zeker barstjes.
“Lees het,” zei Julián zachtjes.
Ze scheurde de envelop open. Ze haalde er een in drieën gevouwen vel papier uit en terwijl ze las, betrok haar gezicht. Ik wist precies wat er stond, want ik had mijn eigen versie de avond ervoor gelezen. Mijn vader had het hele plan bedacht.
De brief begon in een hartelijke, bijna vriendelijke toon, maar onthulde al snel de waarheid: Claudia had geen recht op de erfenis, niet door een bevlieging, maar door wettelijke verlating. Mijn vader had een procedure gestart om haar uit zijn ouderlijk gezag te ontnemen toen ze ons verliet. Hij had die procedure nooit afgerond – de advocaten hadden die vertraagd – maar hij had een gedetailleerd verslag achtergelaten van zijn intenties, waarin hij uitlegde hoe Claudia was verdwenen zonder enige financiële of emotionele steun te bieden.
‘Dat is een leugen,’ stamelde ze. ‘Ik… ik ben weggegaan omdat hij me eruit heeft gegooid.’
‘Je bent niet weggegaan,’ onderbrak ik hem. ‘Je bent ervandoor gerend.’
Ze sloeg haar ogen op, vol woede en angst.
‘Je hebt geen idee wat er tussen ons speelde,’ siste ze.
‘Nee,’ antwoordde ik, ‘maar ik weet wat er met mij is gebeurd: niets. Geen telefoontje. Geen verjaardagswens. Geen berichtje. En nu kom je eisen wat je toekomt.’
Claudia scheurde de brief in tweeën, maar Julián gaf geen kik.
“Dat is geen probleem, we hebben kopieën,” zei hij kalm.
“Het is een val!” riep ze, terwijl ze opsprong.
De notaris vervolgde onverstoorbaar, alsof hij het weerbericht aan het voorlezen was.
vervolg op de volgende pagina
