Op weg naar huis zag ik mijn huis: Linda’s auto op de oprit, Adam die heen en weer liep op de stoep. Ik vervolgde mijn weg en stopte bij een café, waar ik met de ober over onbenullige dingen kletste. Dit onschuldige gesprek voelde oprechter aan dan veel recente gesprekken met de familie.
Toen ik eindelijk thuis was, rende Linda naar me toe. « Richard, we moeten dit oplossen. Er wordt over gepraat. »
« Wat moet er gerepareerd worden? » vroeg ik.
« Dit rapport. Dit schandaal. »
Ik keek haar recht in de ogen. « Je hebt geen moment getwijfeld of ik zou leven of sterven. »
Adam kwam dichterbij en zei: « Papa, doe dat niet. Verpest niet alles omdat je emotioneel bent. »
‘Mijn hart stond stil,’ antwoordde ik kalm. ‘En toen ik wakker werd, was je weg.’
De stilte was beklemmend.
« Het is rond, » voegde ik eraan toe. « Het testament is definitief. »
De volgende dag namen de reacties toe. De buren steunden me openlijk. Linda en Adam daarentegen kregen de blikken van anderen over zich heen.
Linda kwam terug, haar stem brak: « Waar moet ik heen? En Adam? »
« Jullie zijn volwassenen, » antwoordde ik rustig. « En volwassenen redden zich wel. »
Ze vertrok uiteindelijk. Zonder te schreeuwen. Zonder ophef.
Toen de deur achter haar dichtviel, voelde ik geen eenzaamheid, maar ruimte. Lucht. Vrijheid.
Ik zette koffie, opende een nieuw notitieboekje en schreef op de eerste pagina:
« Het leven na tweeënveertig seconden dood. »
Reizen. Vrijwilligerswerk. Fotografie. Nieuwe ontmoetingen. Nieuwe begin.
Voor het eerst in mijn leven lag mijn toekomst volledig in mijn eigen handen.
