Na mijn vrijlating uit de gevangenis haastte ik me naar het huis van mijn vader, maar mijn stiefmoeder zei me koud: “Je vader is een jaar geleden begraven. Wij wonen hier nu.”

De documenten brachten aan het licht dat er ongeoorloofde geldopnames waren gedaan, dat er onroerend goed was verkocht zonder toestemming van mijn vader, en dat er leningen op zijn naam waren afgesloten terwijl hij in het ziekenhuis lag.

Uit e-mails bleek dat mijn vader vragen had over deze transacties, en medische dossiers toonden aan dat hij destijds zwaar onder de medicatie stond.

In een envelop zat een handgeschreven bekentenis van Linda’s oudste zoon, waarin hij toegaf documenten te hebben vervalst om mij erin te luizen en mij te beschuldigen van diefstal in verband met het bedrijf.

Misselijkheid maakte plaats voor woede. Mijn vader had de waarheid te laat ontdekt. ​​In zijn laatste maanden probeerde hij de schade discreet te herstellen, uit angst dat een confrontatie met Linda hem alleen zou laten staan ​​in de naderende dood.

Hij heeft het weinige dat hem nog restte van zijn bezittingen overgeheveld naar trusts op mijn naam en het bewijsmateriaal verborgen op een plek waar alleen ik het kon vinden.

Ik heb alles naar een rechtsbijstandskantoor gebracht.

De advocaat bekeek de documenten zwijgend, haar blik werd met elke pagina strenger. Een paar weken later werd een officieel onderzoek ingesteld. Linda negeerde mijn telefoontjes, maar dagvaardingen waren onvermijdelijk. Het huis dat ze beweerde te bezitten, werd op last van de rechtbank in beslag genomen.

Tijdens de besloten begrafenis van mijn vader – die alleen werd bijgewoond door de verzorgster, de advocaat en mijzelf – begreep ik eindelijk waarom hij er niet meer was. Het was geen verlating.

Het was een beschermende houding, vermengd met spijt en liefde. Ik beloofde hem dat ik de tweede kans die hij voor me had bevochten niet zou verspillen.

vervolg op de volgende pagina