Nadat onze baby tijdens de bevalling was overleden, zei mijn man zachtjes: “Het is niet jouw schuld,” voordat hij zonder een woord te zeggen de kamer verliet. Ik stond daar, stil, kapot van verdriet. Toen kwam mijn vijfjarige dochter binnen, boog zich naar me toe en fluisterde: “Mama… wil je weten wat er echt is gebeurd? Kijk eens…”

Toen we aankwamen, kon ik nauwelijks staan. Ondersteund door Jace baande ik me een weg naar de kraamafdeling. Verpleegkundigen kwamen snel aan met een rolstoel en brachten me meteen naar een onderzoekskamer. Zodra de dokter de echo bekeek, trok hij een uitdrukkingloos gezicht.

“De hartslag van de baby is gevaarlijk laag. Bereid je onmiddellijk voor op een spoedkeizersnede.”

Zijn woorden klonken afstandelijk, onwerkelijk. “Wat? Gaat het wel goed met mijn baby?” smeekte ik, maar hij antwoordde niet, hij gaf alleen haastige instructies. De verpleegkundigen waren druk in de weer. Iemand kondigde aan dat de operatiekamer klaar was.

Ze legden me op de tafel. Terwijl ze de verdoving aan het klaarmaken waren, kwam Jace binnen.

‘Wacht,’ zei hij, maar zijn stem klonk koud en afstandelijk, alsof dit moment hem niet echt aanging. Ik was te bang om het te merken.

De operatie begon. Ik voelde mijn lichaam niet meer.