— Neem je dochter mee en rot op, Valera! Ik ben je oppas niet, om het kind van een ander op te voeden en ervoor te zorgen terwijl jij besloten hebt te gaan vissen!

Zonder een antwoord af te wachten draaide Valera zich om. Hij keek niet meer naar haar. Hij liep gewoon de trap af, zijn zware stappen galmden door de stilte van het trappenhuis. Tik-tik-tik — zo snel klonken de kleine laarsjes die haastig achter hem aan trippelden. Hij ging weg. En hij nam niet alleen zijn dochter en zijn hengels mee. Hij nam ook elke kans weg dat deze avond een domme ruzie had kunnen zijn.

Irina bleef in de deuropening staan en liet de koude geur van trappenhuisstof haar schone, opgeknapte appartement binnen. Ze had niets kapotgemaakt, niets gebroken. Maar haar huis, haar vesting, was zojuist bezoedeld. De overwinning die ze een halfuur geleden nog had gevoeld, viel uiteen tot stof. Hij was weg, maar hij had iets achtergelaten dat erger was dan een schandaal—de echo van zijn woorden, die zich nu voorgoed in deze muren nestelde…