— En ik heb morgen een sollicitatie voor senior projectboekhouder. En ik heb me ingeschreven bij het zwembad bij mij om de hoek — actie, zesduizend per maand in de ochtend. Ik ga vóór werk. En ik hang de poster in de woonkamer opnieuw op — die hangt scheef. Geen verbouwing.
— Geen verbouwing, — lachte Olya. — De poster mag. Ga slapen.
— Ga ik doen.
Een maand later kregen we de akte. Ik belde mijn moeder:
— Mam, het is rond.
— Goed gedaan. Kom dit weekend langs. Ik bak een taart.
— Ik kom.
Bij de ingang kibbelde een jongen met een meisje over wie de tassen moest dragen. Een gewone scène. Ik liep naar boven. Aan de muur hing de poster recht, de robotstofzuiger was aan het werk, in de kast hingen mijn kleren — alleen mijn kleren. Igor schreef niet meer. Af en toe dook hij op in de groepschat over voetbal. En ik had het zwembad, mijn werk en weekends bij mijn moeder.
Hij had één ding niet bedacht: je kunt niet vergeven én niet vertrekken. Je kunt een punt zetten en in je eigen huis leven. Dat is een normale, duidelijke afloop. En die bevalt me.
