Op de begrafenis van mijn oma zag ik hoe mijn moeder stiekem een pakketje in de kist stopte – ik nam het stilletjes weg en was met stomheid geslagen toen ik erin keek.

Ik veegde een traan weg. “Weet je nog hoe ze die ongelooflijke appeltaarten maakte? De hele buurt wist dat het zondag was, alleen al door de geur.”

“Oh, die taarten! Ze stuurde altijd stukjes voor jou mee, zo trots als ze was. ‘Esmeralda heeft geholpen,’ zei ze dan. ‘Ze heeft een perfect gevoel voor kaneel.’”

“Ik probeerde er vorige week eentje te maken,” gaf ik toe, mijn stem trilde. “Maar het lukte niet. Ik wilde haar bellen om te vragen wat ik verkeerd deed, en toen… de hartaanval… de ambulance kwam en…”

“Oh, lieverd.” Mevrouw Anderson sloeg haar armen stevig om me heen. “Ze wist hoe veel je van haar hield. Dat is wat telt. En kijk eens hoeveel mensen hier zijn… ze heeft zó veel levens geraakt.”

De rouwzaal was inderdaad afgeladen. Vrienden en buren fluisterden zachtjes, deelden herinneringen. In een hoek zag ik mijn moeder, Victoria, staan. Ze was op haar telefoon bezig en had de hele dag nog geen traan gelaten.

Terwijl ik nog met mevrouw Anderson sprak, zag ik hoe mijn moeder naar de kist liep. Ze keek even om zich heen, boog zich toen voorover en legde iets naar binnen. Het leek een klein pakketje.

Toen ze zich weer oprichtte, schoten haar ogen snel door de kamer en liep ze weg, haar hakken tikten zacht op de houten vloer.

“Heb je dat gezien?” fluisterde ik, mijn hart bonkte in mijn borst.

“Wat, lieverd?”

“Mijn moeder heeft net…” Ik zweeg, terwijl ik toekeek hoe ze naar het damestoilet verdween. “Niets. Waarschijnlijk speelt het verdriet me parten.”

Maar een ongemakkelijk gevoel nestelde zich als een koude steen in mijn buik. De laatste jaren hadden mijn moeder en oma nauwelijks contact. Er was geen enkele kans dat oma gevraagd had iets in haar kist te leggen zonder dat ze het mij had verteld.

Er klopte iets niet.

De avondzon wierp lange schaduwen door de ramen van de rouwzaal, terwijl de laatste rouwenden vertrokken. De geur van lelies en rozen hing nog in de lucht, vermengd met het parfum van de gasten.

Mijn moeder was een uur geleden al vertrokken, met het excuus van migraine, maar haar gedrag bleef me dwarszitten, als een splinter onder de huid.

“Mevrouw Esmeralda?” klonk een vriendelijke stem naast mijn elleboog. Het was de begrafenisondernemer, meneer Pieters. Zijn warme gezicht deed me denken aan mijn grootvader, die we vijf jaar geleden verloren. “Neem alle tijd die u nodig heeft. Ik ben in mijn kantoor als u klaar bent.”

“Dank u, meneer Pieters.”

Ik wachtte tot zijn voetstappen verdwenen waren en liep opnieuw naar oma’s kist. De kamer voelde nu anders. Zwaarder, gevuld met onuitgesproken woorden en verborgen waarheden.

In de stilte leek mijn hart veel te luid te kloppen. Ik boog me voorover en bestudeerde elk detail van oma’s vredige gezicht.