Een laatste gesprek.
Toen ik die middag terugkwam, had het hele gezin een gezellige lunch.
Ik gaf Mark het koopcontract voor het huis en het bewijs van aanbetaling.
Hij staarde me vol ongeloof aan.
“Wat is dit? We zijn net verhuisd!”
Ik keek hem recht in de ogen.
“Dit is niet langer ons huis. Je hebt gelijk, het is van je familie. Maar ik ga niet wonen op een plek waar ik toestemming nodig heb om de deur op slot te doen.”
Hij hapte naar adem, zijn gezicht rood.
“Ben je gek geworden? Mijn naam staat op het certificaat! Je hebt geen recht om ze te verkopen!”
Ik opende de map stilletjes en wees naar de handtekening onder de zijne, mijn naam.
“Ik heb het recht om dat te doen. En ik heb er gebruik van gemaakt.”
Er viel een stilte in de kamer.
Zijn moeders blik schoot naar me toe.
‘Durft mijn schoondochter het huis van mijn zoon te verkopen? Denk je soms dat geld alles is?’
De tranen brandden in mijn ogen, maar mijn stem bleef kalm. “Geld is niet alles. Maar het vertegenwoordigt de moeite, de jaren en de dromen die ik in dit huis heb geïnvesteerd.”
Voor mij betekende het erbij horen. Voor alle anderen is het gewoon een praktische plek om te wonen.”
Ik keek Mark nog een laatste keer aan.
“Je mag hier blijven wonen met je moeder en je broers, ik zal je niet tegenhouden.
Maar noem het nooit meer ons thuis, want vanaf vandaag ben ik hier niet meer.”
Toen pakte ik mijn koffer en vertrok.
Een rustige plek.
Lees meer op de volgende pagina.
