Nadat ze de deur had dichtgeslagen, ging ik op de grond zitten en trok Berta op mijn schoot. Terwijl ik haar nek aaide, merkte ik dat het metalen plaatje aan haar halsband een beetje scheef zat. Ik draaide het om. Op de achterkant stond een adres gegraveerd, samen met het nummer 153. Nieuwsgierig geworden, schroefde ik het kleine medaillonnetje los dat aan de halsband vastzat – een ding waarvan ik altijd had aangenomen dat het puur decoratief was. Een klein, zilveren sleuteltje viel in mijn handpalm.
Het adres leidde naar een rij kluisjes op het centraal station. Mijn handen trilden toen ik de sleutel in kluisje nummer 153 schoof. Binnenin lag een leren map. De eerste pagina was een handgeschreven brief.
Mijn liefste Meredith,
Als je dit leest, betekent het dat je een levend wezen boven een bankrekening hebt verkozen. Ik wist dat mijn kinderen Berta als een lastpost zouden zien, een ‘vlooienbesmet’ overblijfsel van een vrouw die ze alleen maar tolereerden vanwege haar goud. Ik moest ervoor zorgen dat mijn levenswerk terechtkwam bij iemand die begrijpt dat de meest waardevolle dingen in deze wereld niet te gelde gemaakt kunnen worden. Alles – de nalatenschappen, de trustfondsen, de textielbezittingen – is nu van jou. Jij bent de enige die fatsoen heeft getoond toen er niets meer te winnen viel. Gebruik het om meer mensen te genezen, Meredith. Je was altijd mijn favoriet.
