Tijdens het avondeten schoof mijn dochter onopvallend een klein opgevouwen briefje voor me neer. “Doe alsof je ziek bent en ga weg,” stond erop.

“Sarah, dit is absurd. Ik kan onze gasten niet in de steek laten.”

‘Mam,’ zei ze met trillende stem. ‘Ik smeek je. Dit is geen spelletje. Dit gaat over je leven.’

Er was iets zo dieps, zo oprechts aan haar angst dat ik er rillingen van kreeg. Wat kon mijn dochter zo bang hebben gemaakt? Wat wist zij dat ik niet wist? Ik greep haastig mijn tas en autosleutels. We troffen Richard aan in de woonkamer, in een diepgaand gesprek met twee mannen in pak.

‘Richard, excuseer me even,’ onderbrak ik hem. ‘Mijn hoofdpijn wordt steeds erger. Ik ga naar de apotheek om iets sterkers te halen. Sarah gaat met me mee.’

Zijn glimlach verdween even, waarna hij zich met een berustende blik tot de gasten wendde.