— Gleb… — fluisterde ze, terwijl ze naar het scherm keek.
Op dat moment ging de telefoon uit. Het licht in het huis ook. Volledige, absolute duisternis. Alleen de gloed van de smeulende kolen in de open haard wierp spookachtige schaduwen op de muren, als dansende zielen.
Boven kraakte een deur. Langzaam. Bewust.
— Wie… wie is daar? — Marina’s stem trilde als een blad in de wind.
Geen antwoord. Alleen een fluistering, nauwelijks hoorbaar, alsof de wind woorden door de muren droeg:
“Wees niet bang… Jij hebt haar gekozen…”
Haar hart bonsde alsof het uit haar borst wilde springen. Marina rende naar de lichtschakelaar, maar struikelde. Ze viel op haar knieën. Onder haar handen – stof. Een zakdoek. Nog een. En nog een. Ze lagen verspreid over de vloer, als sporen die naar de gang leidden. Daar waar het portret van haar schoonmoeder hing – streng, met doordringende blik.
Een flits van het scherm — en alles werd even verlicht.
De ogen op het portret staarden haar aan.
En in de hoek van het schilderij — een donkere, natte vlek. Alsof de verf was uitgelopen.
Of was het bloed?
BOEM!
Een dof kloppend geluid tegen de deur. Marina gilde.
— Marina! Doe open! — Gleb’s stem. Bekend. Maar…

Hij mocht hier niet zijn.
Ze rende naar de deur. Haar hand op de klink. Maar stopte plotseling.
Wat als het niet hij was?
Achter de deur — gelach. Dun. Oud. Bekend.
— Dochter… — krakend de stem die ze in de salon had gehoord. — Jij hebt me immers zelf binnengelaten…
Ze deinsde achteruit, alsof ze een elektrische schok had gekregen.
De telefoon flikkerde. Een nieuw bericht:
“Geloof hem niet. Ik kom. Lucifers in de kast. Verbrand de brief.”
Afzender: Jelena Sazonova.
Datum: 18 februari 2003.
Twintig jaar vóór vandaag.
Marina klemde de telefoon vast. Een rilling trok door haar lichaam. Dit kon niet. Dit was krankzinnig. Maar de datum… die kon geen toeval zijn. Het was de dag dat Jelena Sazonova dood werd aangetroffen in dit huis. Officieel: een hartaanval. Maar de geruchten gingen… “Ze probeerde haar zoon tegen te houden…”
“Verbrand de brief…”
Ze rende naar de tafel. Scheurde de envelop open. Binnenin — vergeeld papier, beschreven met trillend handschrift:
“Marina, als je dit leest, betekent het dat Gleb besloten heeft het scenario te herhalen. Hij gelooft dat alleen een nieuwe vrouw hem een erfgenaam zal baren. Maar dat is een leugen. Al zijn vrouwen stierven bij de bevalling — wel erg handig, nietwaar? Controleer de kluis in zijn kantoor. Daar liggen de verzekeringen. En mijn dagboek — onder de vloer bij het raam. Sorry dat ik je niet eerder waarschuwde. Alleen ik kon je redden… vanuit het graf.”
De vloer kraakte.
Ze draaide zich om.
— Gevonden? — Gleb’s stem klonk direct achter haar.
Ze had geen tijd om te gillen. Een sterke hand greep haar bij het haar en drukte haar gezicht in de tafel. Bloed stroomde uit haar gespleten lip.

— Ik had mijn moeder gewaarschuwd zich niet met zaken te bemoeien, — siste hij, terwijl hij een injectiespuit tevoorschijn haalde. — Jij bent gewoon weer een mislukte poging.
