‘Wat bedoel je met SCHEIDEN?’ vroeg de man verbaasd aan zijn vrouw. ‘We hebben net een hypotheek afgesloten!’

Blijkbaar was híj degene die ten onder ging zonder haar.

Thuis — in een kille huurkamer met afgebladderd behang — viel Sergej op een ingezakte bank. In de koelkast stond een eenzame fles kefir en een zak pelmeni. Op tafel stapelde zich een berg vuile mokken. Achter de muur schreeuwden buren.

Hij pakte zijn telefoon, opende de galerij. Op een foto lachte Valentina — twee jaar geleden, aan zee. Toen vond hij haar nog geen ‘niemand’, vernederde hij haar niet bij elke kans. Of deed hij dat al, maar verborg hij het? Sergej wist niet meer wanneer hij zijn vrouw als een dienstmeid begon te zien.

Buiten ruiste de nachtelijke stad. Daar, in een warme woning, begon Valentina een nieuw leven. Zonder vernedering, zonder minachting, zonder constante verwijten. En hij bleef achter met zijn ego, zijn zelfingenomenheid en zijn leegte.

De telefoon trilde — een bericht van een ex-collega:
‘Gehoord dat je ex getrouwd is. Met die dokter uit de privékliniek. Ze zeggen dat hij haar op handen draagt.’

Sergej liet zijn telefoon vallen. Dat was het. Punt. Hij had voorgoed de enige vrouw verloren die ooit van hem hield.