— Wat… is dit? — Petja geloofde zijn ogen niet. — Is dit… een berging? Lenka! Waar ben je? Wat is dit voor grap?
De deur achter hen ging open. Lena kwam binnen. Ze droeg een elegante jas; ze rook naar ‘Joy’ van Patou — de geur van succes en dure bloemen. In haar handen hield ze een map met documenten.
— Verrassing, — glimlachte ze.
— Wat… wat is dit?! — gilde Olga Igorjevna.
— Dit, Olga Igorjevna, is een appartement. Een studio.
— Voor wie?! Voor het personeel?! — Petja begon te beseffen dat zijn ‘triomf’ naar cement rook.
— Voor jou, Petja, — Lena legde de map op het veldbed. — Dit is van jou.
Petja greep de papieren. Koopcontract. Koper: Lena. Het volgende document — schenkingsakte. Eigenaar… Pjotr… hij.
— Hoezo… van mij? En… en van ons dan?
— ‘Ons’ bestaat niet, Petja, — zei Lena rustig. — Er is het mijne. En het jouwe. Jij hebt toch je aandeel uit de chroesjtsjovka gekregen? Anderhalf miljoen. Die heb je… geïnvesteerd. Begrijp ik.
— Geïnvesteerd! — brulde hij. — Maar jij zei toch… jij zei toch…
— En ik, Petja, heb besloten dat jij, als ‘hoofd van het gezin’, niet bij je moeder kunt wonen. Dat staat… niet netjes. Daarom heb ik, met mijn erfenis — waar jij zo op aasde — voor jou een aparte woning gekocht. Zoals je wilde. Jij bent eigenaar. Jij bent een ‘gewilde vrijgezel’. Je kunt hier je inpaksters naartoe rijden.
En toen ontplofte Petja.
