Hij ging naast haar zitten, met tranen in zijn ogen. “Mam,” fluisterde hij. “Wat kan ik voor je doen? Heb je iets nodig?”
Ze opende langzaam haar ogen, glimlachte zwakjes en zei:
“Installeer ventilatoren. Koop een koelkast. Geef ze meer eten.”
“Alsjeblieft,” zei ze nauwelijks hoorbaar. “Plaats hier ventilatoren. Er is geen luchtcirculatie. Het wordt zo heet… te heet.”
Ze pauzeerde even en haar blik dwaalde naar het raam. “En zorg, als het even kan, voor een koelkast. Het eten hier bederft veel te snel. Ik ben al vaak met honger naar bed gegaan.”
De zoon knipperde ongelovig met zijn ogen. “Mam, je hebt me dit allemaal nog nooit eerder verteld. Waarom nu? Waarom wachten tot vandaag – wanneer…”
Zijn stem brak. Hij kon de zin niet afmaken.
Ze keek hem aan met dezelfde kalme wijsheid die ze altijd bij zich had gedragen. Haar volgende woorden zouden hem altijd bijblijven.
“Ik heb de hitte en de honger overleefd… maar ik ben bang dat jij dat niet zult doen.”
“Het is oké, mijn liefste,” zei ze zachtjes. “Ik heb mijn leven geleefd. Ik heb het gehaald. Ik heb de hitte, de honger, de stilte doorstaan… omdat ik geen andere keus had.”
“Maar ik vraag je niet om dingen voor mij te veranderen. Ik wil dat je ze verandert… voor jezelf.”
Hij staarde haar verward aan.
“Op een dag,” zei ze, “zullen je kinderen misschien besluiten dat ze geen tijd meer hebben. Misschien brengen ze je hierheen – net zoals jij mij hierheen hebt gebracht. En als die dag komt, vrees ik… zul je niet kunnen bereiken wat ik heb bereikt.”
Haar lippen trilden lichtjes, haar ogen waren vochtig van de tranen, niet vanwege de pijn, maar vanwege zijn toekomst.
“Daarom vraag ik om de fans. De koelkast. Het eten,” zei ze. “Want misschien… lig je hier ooit nog. En ik wil dat je je beter voelt. Ik wil dat je minder lijdt dan ik.”
Ze hield zijn hand vast en fluisterde haar laatste woorden:
“Wat je geeft… is wat je krijgt.”
Wordt vervolgd op de volgende pagina
