We hebben samen met mijn man een huisje buiten de stad gekocht, en mijn schoonmoeder besloot plotseling dat dit nu haar zomerhuisje zou worden.

Er gingen twee maanden voorbij. Olga Maksimovna belde, mopperde, klaagde bij haar vriendinnen, maar ze kwam niet meer langs met “inspecties”. Soms voelde ik een lichte steek van schuldgevoel — het is toch de moeder van mijn man, een grootmoeder, een oudere vrouw. Maar ik wist: als ik toen mijn mond had gehouden, had ik niet alleen het behang verloren, maar ook mijn recht op mijn eigen huis.

En toen, gisteren, ging de telefoon.

— Sveta, met Olga Maksimovna. — Een pauze. — Ik heb… aardbeien uit eigen tuin. Veel. Zonde als het bederft. Mag ik langskomen? Voor één dagje maar? Alleen de aardbeien. En… misschien samen thee drinken? Op jullie veranda? Als het mag…

Haar stem klonk bijna verlegen. Niet als de stem die bevelen geeft of kritiek uit, maar als de stem van iemand die vraagt. Misschien voor het eerst.

— Natuurlijk, Olga Maksimovna, — glimlachte ik in de telefoon. — Kom maar. Er is plek. We zetten de waterkoker aan.

Ze kwam. Ze bracht de aardbeien in een grote plastic mand, keurig in een theedoek gewikkeld. Ze ging zitten op haar bankje, dronk thee en glimlachte wat verlegen. Ze vroeg naar onze plannen — niet om iets te bekritiseren, maar uit oprechte belangstelling. Ze wilde gewoon weten hoe we leefden.