“Je bent een parasiet,” spuwde ze. “Ik heb hier hard voor gewerkt. Ik zal je niet steunen.”
Hard gewerkt? Mijn kaken spanden zich aan. Ik was degene die jarenlang haar huur had betaald, die haar kinderen had opgevoed terwijl ze allerlei losse baantjes had, die haar mijn pensioen had gegeven zodat ze steeds opnieuw kon beginnen. Maar ik zei niets. Nog niet.
Ik raapte mijn spullen van de doorweekte vloer, mijn handen trilden – niet van zwakte, maar van woede en kou. Ze dacht dat ik beschaamd zou wegrennen. Ze wist niet dat ze een fout had gemaakt. Een kleine fout, maar wel een die haar alles zou kosten.
Omdat ze niet eens naar de naam op het ticket had gekeken.
Een week later was haar gezicht overal: kranten, televisie, sociale media. “Een jonge alleenstaande moeder wint 10 miljoen dollar in de staatsloterij.” Daar stond ze, gehuld in designerkleding die ze zich nooit had kunnen veroorloven, proostend met champagne met haar vriend, een stralende glimlach op haar lippen, alsof de wereld van haar was.
Ik bekeek de scène vanuit de logeerkamer van mijn zus, op een oude televisie. Woede borrelde in me op, maar ik bleef stil. Ik wachtte.
In de lade van mijn nachtkastje lag een gele envelop. Daarin: het echte winnende lot. Ik had het die middag zelf gekocht met mijn spaargeld bij het tankstation. Ik had het op de keukentafel laten liggen, zonder te beseffen dat ze het zou grijpen zonder er zelfs maar naar te kijken. Ze had het nooit omgedraaid, nooit de achterkant gelezen. Want op de achterkant stond, in zwarte inkt, mijn handtekening: María Delgado.
vervolg op de volgende pagina
