Elke week legde een vreemde bloemen op het graf van mijn man – toen ik eindelijk ontdekte wie het was, was ik sprakeloos

Ik bezoek de begraafplaats van mijn man elke 15e van de maand. Alleen ik, de stilte en onze herinneringen. Een jaar na zijn dood.

Elke 15e van de maand bezoek ik de begraafplaats van mijn man – alleen ik, de stilte en onze herinneringen – een jaar na zijn dood. Maar altijd kwam er wel iemand bloemen leggen. Wie zou het zijn? Ik stond daar, verlamd, en huilde toen ik het hoorde.

Ze geloven dat verdriet ontstaat, maar nooit meer weggaat. Na 35 jaar huwelijk stond ik alleen in onze keuken, geschokt door de stilte van Toms ochtendvoetstappen.

Een jaar na het ongeluk zocht ik hem in mijn slaap. Wakker worden zonder hem was niet makkelijker – ik raakte gewoon gewend aan de pijn.

“Mam? Ben je er klaar voor?” Sarah stond in de deuropening, haar sleutels rinkelden. Mijn kind heeft de prachtige bruine ogen van haar vader, met gouden vlekjes die het licht weerkaatsen.

“Ik pak mijn trui, lieverd,” mompelde ik met een lichte glimlach.

Onze trouwdag en mijn maandelijkse bezoek aan de begraafplaats waren op de 15e. Sarah gaat sinds kort met me mee, omdat ze zich zorgen maakt dat ik alleen reis.

“Ik kan in de auto wachten als je even tijd nodig hebt,” zei ze toen we de begraafplaats opreden.

Dat zou ik geweldig vinden, lieverd. Ik zal opschieten.”

Twaalf treden vanaf de grote eik en dan rechts langs de stenen engel leidden naar Toms graf. Toen ik dichterbij kwam, bleef ik staan.

Een arrangement van witte bloemen sierde zijn grafsteen.

“Dat is vreemd,” zei ik, terwijl ik over de tere bloemblaadjes streek.

“Wat?” riep Sarah van achteren.

“Iemand heeft weer bloemen achtergelaten.”

“Misschien een oude werkvriend van papa?”

Ik schud mijn hoofd. Ze zijn altijd vers.”

Vindt u het vervelend?

De bloemen troostten me vreemd genoeg. “Nee. Ik… Wie herinnert zich hem nog zo?”

“Misschien komen we er de volgende keer achter,” gaf Sarah een kneepje in mijn schouder.

Ik voelde dat Tom naar me staarde en me die scheve glimlach gaf die ik gemist had, terwijl we terugliepen naar de auto.

Ik antwoordde: “Wie het ook is, ze moeten toch ook van hem gehouden hebben.”

De lente ging over in de zomer, en elk bezoek bracht bloemen naar Toms graf. Madeliefjes in juni. Zonnebloemen in juli. Vers en klaar op vrijdag, vóór de zondagse bezoeken.

Ik vertrok vroeg op een bloedhete ochtend in augustus. Misschien kon ik de mysterieuze persoon die de bloemen neerlegde nog betrappen. Ik ging alleen, want Sarah kon niet.

Het enige geluid op de begraafplaats was het schrapen van droge bladeren met een hark. De beheerder van de begraafplaats was bezig met het schoonmaken van een monument. Ik herkende de oude man met verweerde handen, die ons meestal knikte als we langsliepen.