Twee weken na de begrafenis van mijn grootvader ging mijn telefoon. Er verscheen een onbekend nummer.
De stem aan de andere kant van de lijn was kalm, bijna voorzichtig, maar de gesproken woorden bezorgden me rillingen over mijn rug.
“Je grootvader was niet wie je dacht dat hij was.”
Ik had geen flauw benul dat degene die me had opgevoed, die me had gered, een geheim verborgen hield dat krachtig genoeg was om mijn hele bestaan op zijn kop te zetten.
Ik was zes jaar oud toen mijn ouders overleden.
Het huis vulde vervolgens een stille chaos: volwassenen fluisterden, kopjes koffie werden koud en gesprekken verstomden zodra ik de kamer binnenkwam. Ik hoorde woorden die ik op dat moment niet echt begreep, maar één zin in het bijzonder drong als een splinter door mijn borst:
vervolg op de volgende pagina
