— Igor, je had me beloofd dat je ouders na dat vorige schandaal niet meer bij ons thuis zouden komen! Waarom komen ze nu wéér naar ons toe?!

— Trouwens, dat heb ik je nog niet verteld. De mijne komen volgende week. Voor een weekje, zoiets.

De woorden vielen de keuken in als zware, smerige stenen in een heldere beek. Irina verstijfde; haar hand met het pak melk bleef halverwege naar de koelkast hangen. Het knisperen van de papieren tas op het aanrecht, het geluid van haar rustige ademhaling — alles viel stil.

In de keuken heerste een gespannen, dichte leegte die zelfs het gezoem van de koelkast niet kon doorbreken. Langzaam, alsof ze bang was een plotselinge beweging te maken, zette ze het pak op het koele, glanzende aanrecht en richtte zich op.

— Wat, sorry? — haar stem was zacht, bijna kleurloos. Het was geen vraag, eerder een eis dat hij het herhaalde, haar de kans gaf te geloven dat ze zich had vergist.

Igor stond tegen de deurpost geleund, de armen over elkaar. Op zijn gezicht speelde een luie, licht neerbuigende grijns van iemand die iets meedeelt wat al beslist is en niet ter discussie staat. Hij kwam niet van zijn plek; hij knikte alleen even, alsof hij zich verbaasde over haar onbegrip.

— Ik zeg toch: mijn ouders komen. Maandag. Wat is daar onduidelijk aan? Ze belden een halfuur geleden, de tickets zijn al geboekt.

Hij zei het alsof het over de weersvoorspelling ging, niet over iets dat een halfjaar geleden hun huwelijk bijna had kapotgemaakt. Irina draaide zich langzaam naar hem toe. Ze keek hem recht aan; haar blik was zwaar en onderzoekend, alsof ze hem voor het eerst zag. Ze zag niet haar man, maar een vreemde, zelfgenoegzame kerel die haar huis en haar leven was binnengedrongen.

— Igor. We hadden toch afgesproken… — zei ze, elk woord duidelijk afgemeten. Geen smeken, geen hysterie. Alleen een kille, loodzware constatering. — Je had het me beloofd. Je hebt je woord gegeven dat na die keer… dat ze hier geen voet meer over de drempel zouden zetten.

Hij haalde zijn schouders op en zijn grijns werd breder, brutaler. Dat gebaar — minachtend, bagatelliserend — trof haar harder dan wanneer hij had geschreeuwd.

— Nou, ja, beloofd. En? De situatie is veranderd. Het zijn mijn ouders. Wat moet ik dan zeggen — kom maar niet, mijn vrouw is tegen? Denk zelf even na hoe dat eruitziet.

— Het kan me niet schelen hoe dat eruitziet, — haar stem bleef vlak, maar er kwam staal in. — Wat mij wél iets kan schelen is dat je je woord hebt gebroken. Je hebt tegen me gelogen. Na wat je moeder de vorige keer heeft uitgehaald… Nadat ze door mijn spullen heeft zitten snuffelen toen ik niet thuis was, en daarna zei dat ik een slechte huisvrouw ben en niet op jouw gezondheid let… Ben je vergeten dat we daarna een week niet met elkaar hebben gepraat? Ben je vergeten dat jij zélf zei dat het te ver ging?

Hij duwde zich los van de deurpost en zette een stap de keuken in, haar terrein op. Zijn gezicht verloor zijn vrolijkheid; irritatie kwam ervoor in de plaats. Hij hield er niet van als men hem aan zijn zwakheden herinnerde.

— Daar ga je weer. Ira, hou op. Nou, mam werd even te fel, dat kan gebeuren. Ze heeft zich toch verontschuldigd.

— Ze heeft zich niet verontschuldigd, — kapte Irina af. — Ze zei: “Als ik je ergens mee gekwetst heb, dan sorry.” Dat is geen excuus, Igor. Dat is een manier om míj schuldig te maken omdat ik het waagde gekwetst te zijn. En jij stond ernaast en knikte als een speelgoedpoppetje.

— Genoeg! — snauwde hij, en zijn stem sloeg tegen de muren. — Ik ga dit niet bespreken. De beslissing is genomen. Ze komen. Punt. Ik heb mijn keuze gemaakt.

Zijn woorden — “Ik heb mijn keuze gemaakt” — klonken niet als een dreigement. Ze klonken als een diagnose. Definitief, zonder beroep. Irina keek hem aan, en iets in haar — iets warms en levends dat nog een excuus probeerde te vinden, nog een compromis zocht — koelde ineens af en verhardde.

Ze voelde het bijna lichamelijk, alsof er vloeibare stikstof door haar borstkas werd gegoten. Alle emoties — gekwetstheid, woede, teleurstelling — verdampten en lieten alleen een helder, rinkelend inzicht achter. Ze zag niet langer een dierbare die een fout maakte. Ze zag een indringer die zojuist met zichtbaar genoegen had vastgesteld dat haar gevoelens, haar rust en haar huis helemaal niets waard waren.

Igor, die haar zwijgen verkeerd uitlegde als onderwerping, besloot zijn overwinning te bezegelen. Hij liep naar de tafel, pakte een appel uit de schaal en nam er met een knak een hap van. Dat sappige, uitdagende geluid was een daad van zelfbevestiging. Hij kauwde langzaam, keek op haar neer, en in zijn ogen kolkte onverbloemd triomf.

— Nou, mooi dat we dat dan begrepen hebben, — zei hij met volle mond. — En als je ergens niet tegen kunt, als je niet bereid bent respect te tonen voor mijn familie… tja, dan kun je voor een weekje bij een vriendin gaan zitten. Wacht je daar wel tot ze weg zijn. Lijkt me voor iedereen rustiger.

Hij zei het echt. Hij sprak die woorden hardop uit, midden in háár keuken, in het appartement dat zij van haar geld had gekocht lang vóór ze hem kende. Hij stelde haar voor — de eigenares — uit haar eigen huis te verdwijnen om plaats te maken voor mensen die haar leven ooit al eens tot een hel hadden gemaakt.

En op dat moment was het voor Irina voorbij. Niet het huwelijk. Niet de liefde. Voorbij was de man die ze kende als Igor. Hij hield op te bestaan, viel uiteen tot stof en liet alleen een brutale, zelfgenoegzame schil achter.

Zwijgend draaide ze zich om. Geen enkele overbodige beweging. Ze maakte de boodschappen niet af — die symbolen van kapot huiselijk geluk. Ze liep gewoon de keuken uit en ging, zonder hem aan te kijken, door de gang naar de voordeur. Haar stappen waren gelijkmatig en vast. Geen haast, geen drukte. Igor, verrast door die manoeuvre, liep achter haar aan, nog steeds kauwend op zijn appel.