— Jíj, Vitya, wát voor zakenreis?! Je zus heeft net foto’s geplaatst waarop je met haar en haar man in Sotsji sjaslik zit te vreten! Van het geld dat we spaarden voor de auto! Nou, blijf daar dan maar! Verkoop jouw aandeel in het appartement en ga bij je zusje wonen, als zij je belangrijker is dan je vrouw!

— Nog één lepel, Katja. Voor die grafietgrijze kleur. Voor de geur van een gloednieuw interieur. Zodat je nooit meer staat te verkleumen bij de halte.

De vezelige kipfilet, zo gaar gekookt dat ze op nat papier leek, bleef in haar keel steken. De doorgekookte, grijze boekweit—zonder zout, zonder boter, zonder smaak—zakte als een zwaar, levenloos blok in haar maag. Katja slikte het weg en spoelde na met lauw water uit een glas. Al een maand zag haar avondeten er precies zo uit. Het ontbijt was hetzelfde.

De lunch die ze in een plastic bakje meenam naar haar werk, verschilde nergens van. Ze proefde die flauwe, dieetachtige smaak zelfs in haar slaap. Maar telkens als ze alles wilde laten vallen en een enorme, vette pizza wilde bestellen, sloot ze haar ogen en zag ze hem. Een Chery Tiggo 8 Pro Max. Hun toekomstige crossover. Niet zomaar een auto—een symbool. Het symbool dat ze het samen konden.

Ze pakte haar telefoon. Niet om gedachteloos door de feed te scrollen, maar om voor de honderdste keer de opgeslagen foto’s te openen. Daar stond hij, hun schoonheid, in het licht van de showroom. Grafietgrijs. Met een gigantisch panoramadak. Katja voelde bijna letterlijk hoe haar vingers het koele leer van het stuur aanraakten, hoe de motor onder de motorkap wakker werd.

Bijna een jaar hadden ze gespaard voor de aanbetaling. Ze verkochten Vitya’s oude “negen”, die altijd stukging. Ze zeiden de vakantie af, geen cafés meer, geen nieuwe kleren. En de laatste maand was het het strengst. Vitya was vertrokken op die “belangrijke” zakenreis. Hij zei dat het project ingewikkeld was, bijna niet betaald werd, maar goed voor zijn carrière. Hij zou in een goedkoop hotel aan de rand van een industrieel stadje moeten wonen en in de kantine eten.

Katja stelde zich voor hoe hij, haar Vitya, nu ook ergens bij Tsjeljabinsk in een smakeloze gehaktbal zat te stikken, en dan werd het draaglijker. Ze waren een team. Ze leden samen voor een gedeeld, groot en glanzend doel.

Ze at haar portie op, spoelde het bord om en ging op de bank zitten. De stilte in het appartement voelde vreemd. Normaal speelde Vitya rond deze tijd op de console, en het geluid van schoten mengde zich met zijn commentaar. Nu was het stil. Té stil.

Om die stilte te dempen, opende Katja toch maar haar socialmediafeed. Gezichten, vakanties, eten, katten. Flitsende beelden die geen nadenken vroegen. Ze scrolde mechanisch, tot haar vinger bleef hangen bij een nieuwe post. Het was Lena, Vitya’s zus.

Op de foto stonden er drie. Lena, haar altijd zelfgenoegzame man en… Vitya. Ze zaten aan een houten tafel met op de achtergrond een fel turquoise zee en de zuidelijke avondlucht bij zonsondergang. In Vitya’s hand zat een sjaslikspies met goudbruin, rokend vlees. Hij straalde. Niet gewoon glimlachen—stralen, als een opgepoetste samowar.

Ontspannen, bruin, verzadigd. Lena had een arm om zijn schouder; haar gezicht stond op pure, onvertroebelde triomf. En het onderschrift gaf het genadeschot: “Spontaan uitwaaien in Sotsji met m’n lieve broertje! Soms moet je jezelf verwennen!”

Katja schreeuwde niet. Ze zuchtte zelfs niet. Het voelde alsof de lucht in de kamer gewoon op was. De smaak van boekweit en kip kroop vanuit haar maag omhoog naar haar keel als een bijtende, asgrauwe bitterheid. Tsjeljabinsk. Goedkoop hotel. Kantine-gehaktbal. Haar Vitya. Team.