— Neem je dochter mee en rot op, Valera! Ik ben je oppas niet, om het kind van een ander op te voeden en ervoor te zorgen terwijl jij besloten hebt te gaan vissen!

— Neem je dochter mee en rot op, Valera! Ik ben je oppas niet, om het kind van een ander op te voeden en ervoor te zorgen terwijl jij besloten hebt te gaan vissen!

— Ira, wij gaan met de mannen het hele weekend vissen! Kun jij even op Nastja passen?

Valera’s stem—hard, doordrenkt van de frisse straatkou en van puur, onbezoedeld egoïsme—barstte de gezellige rust van het appartement binnen. Irina draaide zich niet meteen om. Ze zat aan haar bureau, in een zacht huispak, en bewoog geconcentreerd de muis over het scherm van haar laptop terwijl ze badkamertegels uitkoos.

Dat was haar kleine vrijdagavondritueel: de verbouwing plannen, haar eigen ruimte inrichten—een plek die ze al vóór hem had gekocht. Ze had het klikje van het slot wel gehoord, maar er geen aandacht aan besteed. Valera kwam wel vaker zo terug: zonder waarschuwing, luidruchtig, alsof de hele wereld onmiddellijk haar aandacht op hem moest richten.

Langzaam draaide ze haar hoofd. In de deuropening van de gang stond hij—jas open, met een brede, zelfvoldane grijns op zijn gezicht. In de ene hand hield hij een grote koker met hengels, in de andere een klein, warm handje.

Naast zijn forse gestalte stond de vijfjarige Nastja te drentelen. In een felroze jasje en een muts met een pompon leek ze op een klein, verdwaasd kaboutertje dat per ongeluk in een vreemd sprookje was beland. Het meisje keek Irina aan met grote, serieuze ogen waarin geen vreugde of nieuwsgierigheid te zien was—alleen waakzaamheid.

Irina liet haar blik zwijgend van het gezicht van het meisje naar Valera’s stralende gezicht glijden. Ze keek hem lang aan, zonder te knipperen, en liet zijn stoere vraag verdrinken in de leegte die ontstond. Ze zei niets. Ze keek alleen maar, en haar stilte was veel sprekender dan welke schreeuw dan ook.

— Waarom zeg je niks? — zijn glimlach trilde even toen die botste op haar onbeweeglijke blik. — Ik zeg toch: we gaan naar de basis, blijven daar slapen. Ik rijd, heb van het werk een busje geleend, ik neem alle jongens mee. Ik heb het al beloofd. En waar moet Nastja dan naartoe? Mijn ex is op zakenreis, haar beurt ging niet door.

Hij praatte snel, hakkerig, alsof hij al zijn onweerlegbare argumenten eruit wilde gooien vóór iemand hem kon tegenspreken. Hij deed zelfs een stap het appartement in, en trok het kind mee, dat zich verzette en zich achter zijn been verstopte. De warme kamer vulde zich met de geur van vorst, uitlaatgassen en een soort mannelijke haast.

— Valera, — haar stem klonk vlak, emotieloos, alsof ze een passage uit een reglement voorlas. — We hebben dit besproken. Heel duidelijk. Nog vóór jij je spullen hierheen bracht.