De kleine dierenartskamer leek met elke ademhaling kleiner te worden, alsof de muren zelf de zwaarte van het moment voelden. Het lage plafond drukte naar beneden en daaronder zoemden de tl-buizen als een spookachtig gezang — hun kille, gelijkmatige licht viel overal op neer en kleurde de werkelijkheid in tinten van pijn en afscheid.
De lucht was zwaar, geladen met emoties die niet in woorden te vatten waren. In die kamer, waar elk geluid heiligschennis leek, heerste stilte — diep, bijna sacraal, zoals vlak voor de laatste adem.
Op de metalen tafel, bedekt met een oud geruit plaid, lag Leo — eens een machtige, trotse Oost-Europese herder, een hond wiens poten de eindeloze besneeuwde vlakten hadden gekend, wiens oren het fluisteren van het lentebos en het kabbelen van een beek na een lange winter hadden gehoord.
Hij herinnerde zich de warmte van het kampvuur, de geur van regen op zijn vacht en de hand die altijd zijn nek vond, alsof die zei: ‘Ik ben bij je.’ Maar nu was zijn lichaam uitgemergeld, zijn vacht dof, plaatselijk uitgevallen, alsof de natuur zelf zich terugtrok voor de ziekte. Zijn ademhaling was schor, haperend, elke inademing een strijd met een onzichtbare vijand, elke uitademing een afscheidsgroet.
Naast hem zat Artyom, ineengedoken — de man die deze hond vanaf puppy grootgebracht had. Zijn schouders hingen naar beneden, zijn rug gebogen, alsof het gewicht van het verlies hem al eerder had getroffen dan de dood zelf. Zijn hand — bevend, maar teder — streek langzaam over Leo’s oren, alsof hij elke lijn, elke krul, elke haar wilde onthouden.
In zijn ogen stonden tranen, groot en brandend, die niet naar beneden vielen maar bleven hangen aan zijn wimpers, alsof ze bang waren de breekbaarheid van dit moment te verstoren. In zijn blik lag een heel universum van pijn, liefde, dankbaarheid en ondraaglijk berouw.
— Jij was mijn licht, Leo, — fluisterde hij met een stem die nauwelijks hoorbaar was, alsof hij de dood niet wilde wekken. — Jij was degene die me trouw leerde. Die naast me stond toen ik viel. Die mijn tranen likte toen ik zelf niet meer kon huilen. Vergeef me… dat ik je niet kon beschermen. Vergeef me, dat het zo moet…
