Die dag leek alsof hij zo uit de meest tedere bladzijdes van een sprookje was geplukt. De lucht in het restaurant was doordrenkt met de geur van jasmijn en verse rozen, het zachte licht van de schijnwerpers gleed over de sneeuwwitte jurk van de bruid alsof de hemel zelf dit moment zegende.
Alles was perfect: zijden linten, fonkelende ringen, de trillende stemmen van hun ouders vol emotie, kristallen glazen gevuld met champagne, en muziek die vloeide als een stroom van licht. Katja’s moeder kon haar tranen niet bedwingen — tranen van vreugde, van liefde, van hoop. De gasten lachten, omhelsden elkaar, dansten, en de fotograaf, met een glimlach op zijn gezicht, ving elk moment alsof hij het begin van een gelukkig leven vastlegde.
Katja stond in het midden van de zaal – een bruid uit dromen. Haar ogen straalden, haar hart sloeg op het ritme van haar verlangen naar liefde, naar een gezin, naar de toekomst. Naast haar stond Anton, haar verloofde – de man aan wie ze alles had toevertrouwd: haar geloof, haar hoop, haar ziel. Ze hielden elkaars handen vast, alsof niet alleen ringen hen verbonden, maar ook hun lotsbestemmingen. Alles leek perfect. Of tenminste… zo leek het.
Maar in één enkel moment – een oorverdovend moment – viel de illusie uiteen.
Het gebeurde toen Katja lachte. Gewoon lachte. Op die unieke manier waarop alleen zij dat kon – helder, vrij, oprecht, recht uit haar hart. De lach die Anton vroeger haar “magie” noemde. Maar deze keer brak er iets. Zijn gezicht veranderde onmiddellijk. Het bloed trok weg, zijn ogen werden vreemd, leeg. Sommigen zeiden later dat hij de lach als een belediging had opgevat. Anderen vermoedden een paniekaanval of een oude psychose, verborgen achter een masker van kalmte. Maar op dat moment waren er geen excuses, geen verklaringen.
