De telefoon van mijn schoondochter begon te rinkelen en het gezicht van mijn overleden echtgenoot verscheen op het scherm.

De preview van het bericht werd onder haar foto weergegeven.

“Dinsdag, dezelfde tijd. Ik tel de minuten af ​​tot ik je in mijn armen kan sluiten.”

De kamer helde een beetje over. Ik greep de rand van het dressoir vast, mijn andere hand nog steeds stevig om Rachels telefoon geklemd. De woorden wervelden voor mijn ogen, onsamenhangend.

Dinsdag alweer. Zelfde tijdstip. De aftelling tikte door.

Dit bericht was recent. De tijdsaanduiding was 9:47 uur – slechts enkele ogenblikken daarvoor. Iemand stuurde een berichtje naar Rachel. Iemand gebruikte Harolds foto. Iemand die haar dinsdag had gezien.

Mijn gedachten schoten alle kanten op en de ene mogelijkheid was nog verontrustender dan de andere. Een grap? Een wrede streek? Maar wie zou zoiets doen? En waarom Harolds foto gebruiken?

Ik had mijn telefoon weg moeten leggen. Ik had Rachel moeten bellen, haar moeten vertellen dat ze hem vergeten was, en haar terug moeten laten komen om hem op te halen.

In plaats daarvan ontgrendelde ik het scherm.

Rachel was nooit erg op haar hoede geweest voor beveiliging. Ik had haar tientallen keren haar code zien invoeren – voor de verjaardag van haar zoon, voor het feestje van mijn kleinzoon Ethan. Vier cijfers: 0815. 15 augustus.

De telefoon ging zonder weerstand open.

Met trillende hand zocht ik naar de berichten. Het contact was simpelweg opgeslagen als “T”—een letter, meer niet. Maar het gesprek dateerde van maanden, zelfs jaren geleden. Ik scrolde razendsnel door de datums.

“Ik kan niet wachten om je morgen te zien. Draag die paarse jurk die ik zo mooi vind.”

“Dankjewel voor gisteravond. Je hebt me weer het gevoel gegeven dat ik leef.”

“Je man heeft geen enkel vermoeden. We zijn veilig.”

“Je echtgenoot.”

Mijn zoon, Michael. De echtgenoot van Rachel, met wie ze al vijftien jaar getrouwd is. De vader van mijn kleinzoon. De jongen die Harold hielp de schuur te herbouwen toen hij nog maar negentien was.

Ik plofte neer in de fauteuil bij de deur – Harolds huwelijksgeschenk, een handgesneden eikenhouten meubelstuk waar hij drie maanden aan had gewerkt. De telefoon gloeide in mijn handen, beladen met geheimen die ik nooit had willen weten.