In de regio Primorje, in het dorp Taezjny, bracht de tijgerin twee kleine welpen naar de mensen. De lokale mannen begrepen dat de tijgerin blijkbaar geen melk had om de kleintjes te voeden, en ze liet ze achter bij de mensen om voor hen te zorgen.

Boswachter Fedorovitsj kwam erbij, tot wie de dorpsbewoners zich richtten, en hij besloot de welpen mee naar huis te nemen, omdat zijn Duitse herdershond Gina onlangs pups had gekregen en de kleintjes met haar melk kon voeden. Fedorovitsj nam de welpen mee naar huis, waar zijn vrouw Nastassja en zoon Kolja hem al opwachtten.
Nikolaj stelde de welpen aan zijn familie voor en legde ze naast Gina, die hen snel accepteerde en begon te likken. De welpen vonden de tepels en begonnen gretig melk te zuigen. Hun avonturen werden met belangstelling gevolgd door de kleine Kolja, die zoiets nog nooit had gezien.
Na verloop van tijd begonnen de welpen te veranderen: hun vacht werd feller van kleur, en de kleine oortjes op hun hoofdjes begonnen te staan. Ze vielen op door hun kracht en moed, speelden vaak met de pups, maar toonden soms hun roofdierinstincten door op muizen te jagen.
Een jaar later waren de welpen groot geworden. Ze speelden met de pups, maar begonnen steeds vaker de jacht na te bootsen. Op een dag zag de jongen hoe een welp een muis ving en opat. Kolja vroeg aan zijn vader:
“Papa, vangen de welpen muizen om te eten?”

“En niet alleen dat, als ze honger hebben, vangen ze kleine prooien om te eten. Ze schuwen ook niet om vis te eten en andere vruchten als tussendoortje. Daarom moeten we nadenken waar we ze straks onderbrengen, voordat ze het bos in vluchten om hun eigen territorium te zoeken. Vergeet niet dat het wilde dieren zijn.”
