De vijfjarige dochter van mijn man had nauwelijks gegeten sinds ze bij ons woonde. “Sorry mama… ik heb geen honger,” herhaalde ze avond na avond tegen me.

Ik heb meerdere keren met Javier gesproken.

‘Javi, er klopt iets niet. Het is niet normaal dat ze niets eet. Ze is veel te mager,’ zei ik op een avond tegen haar.

Hij zuchtte, alsof hij dit gesprek al veel te vaak had gevoerd.

“Ze zal er wel aan wennen. Bij haar biologische moeder was het nog erger. Geef haar de tijd.”

Er zat iets in haar stem dat me niet overtuigde, een mengeling van vermoeidheid en ontwijking. Maar ik drong niet aan. Ik dacht dat ze misschien tijd nodig had om te wennen.

Een week later moest Javier voor zijn werk drie dagen naar Madrid. Die eerste avond, terwijl ik alleen de keuken aan het schoonmaken was, hoorde ik lichte voetstappen achter me. Het was Lucía, haar pyjama verkreukeld, en met een serieuze uitdrukking die ik nog nooit eerder op haar gezichtje had gezien.

‘Kun je niet slapen, schat?’ vroeg ik haar, terwijl ik hurkte.

Ze schudde haar hoofd en klemde haar teddybeer tegen haar borst. Haar lippen trilden.

“Mam… ik moet je iets vertellen.”

Die woorden bezorgden me rillingen over mijn lijf. Ik nam haar in mijn armen en we gingen op de bank zitten. Ze keek om zich heen, alsof ze wilde controleren of er niemand was, en fluisterde toen iets waardoor ik naar adem hapte.

Zo’n korte, fragiele en overweldigende zin… Ik sprong trillend op en rende naar de telefoon.

vervolg op de volgende pagina