— Ik wilde mijn winterkleren ophalen. Ik dacht dat je niet thuis zou zijn. En Marina… zij wilde zien waar ik woon. Ik kon haar niet zeggen dat ik in werkelijkheid een kamer huur bij een vriend.
— En toen besloot je haar mijn appartement te laten zien? Het als het jouwe voor te stellen?
— Ons appartement, — verbeterde hij. — We hebben hier tenslotte acht jaar gewoond. En ik dacht… maar voor een paar uur, zolang jij er niet was…
— Mijn god, Andrej, — ik schudde mijn hoofd. — Je verandert werkelijk nooit. Dezelfde trucjes, uitvluchten, kleine leugens die uitgroeien tot grote problemen.
Hij zweeg, en in dat zwijgen zag ik de bevestiging van mijn gelijk.
— Hou je echt van haar? — vroeg ik na een korte stilte.
— Ik weet het niet, — hij haalde zijn schouders op. — Misschien. Ze is… anders. Niet zo slim als jij, maar wel… warmer, denk ik.
— En daarom heb je haar wijsgemaakt dat ik een kwaadaardige muzieklerares ben die haar carrière boven haar gezin koos? — mijn sarcasme was niet te onderdrukken.
— Ik wilde gewoon… — hij hapte naar woorden. — Ik wilde opnieuw beginnen. Met een schone lei. Zonder bagage uit het verleden.
— Maar het verleden haalt je altijd in, Andrej, — ik dronk mijn wijn op en zette het glas neer. — Zoals vandaag.
Hij knikte en nam mijn woorden aan.
— Wat nu? — vroeg hij na een lange pauze.
— Nu haal jij je winterkleren op, — ik stond op van tafel. — En je komt hier nooit meer binnen met je sleutels. Morgen laat ik de sloten vervangen.
— En onze scheiding?
— Alles verloopt zoals afgesproken. De rechtszaak over drie weken. Zonder wederzijdse claims.
Andrej stond op en schoof ongemakkelijk van zijn ene voet op de andere, alsof hij nog iets wilde zeggen maar niet durfde.
— Wat? — ik trok vragend een wenkbrauw op.
— Jij… gaat het met je, Vika? Ik bedoel, na onze breuk.
Die vraag verraste me. In zijn stem klonk oprechte bezorgdheid — iets wat ik al lange tijd niet meer had gehoord.
